Door Carolien Stam – ‘Hoe je heette, dat ben ik vergeten…’ De Nederlandse Schlagermuziek van Corrie Konings uit de jaren zestig vult de huiskamer van de woongroep op huisnummer 108 van verpleeghuis De Naber. Mevrouw Van der Ham zingt af en toe onverstaanbaar mee. Samen met twee huisgenoten zit ze thee te drinken aan de eettafel in de huiskamer. Mevrouw Van den Berg dut regelmatig in haar stoel in. Mevrouw Brouwer ademt rochelend. Ze is verkouden, de verpleeghuisarts heeft haar net een kuurtje gegeven. Na haar thee staat ze op en gaat naar haar slaapkamer, even op bed liggen. Annemiek Tasseron loopt met haar mee. ‘Komt u straks weer even bij ons zitten? Dan maak ik weer een lekker kopje thee voor u.’
Zes bewoners wonen op huiskamer nr. 108 van De Naber. Het verpleeghuis voor psychogeriatrische zorg – onderdeel van zorginstelling Laurens in Rotterdam – kwam eind vorig jaar als beste verpleeghuis uit de Volkskrant-ranglijst. De Naber is vijftien jaar geleden gebouwd met als doel psychogeriatrische cliënten een thuis te geven. Rondom een binnentuin zijn zes woongroepen van zes bewoners gebouwd. Doordat de gang in een cirkel is gebouwd, kunnen alle bewoners letterlijk vrij rondlopen, zonder dat ze ‘buiten’ op straat terechtkomen.
Criteria
Het onderzoek van de Volkskrant naar het beste verpleeghuis was gebaseerd op een gewogen oordeel – door een commissie van deskundigen – van zeventien criteria die de Inspectie voor de Gezondheidszorg meet. Daaronder val- en medicijnincidenten, doorligwonden, gebruik van antidepressiva, probleemgedrag, incontinentie, voedingstoestand en beschikbaarheid arts.
‘Puur geluk dat we er als beste verpleeghuis uit zijn gekomen,’ zegt directeur Bert van der Lende. Niet dat hij twijfelt aan de kwaliteit van de zorg in zijn verpleeghuis. ‘Elke woongroep heeft vaste medewerkers, die precies weten wat de behoeften en noden zijn van de elke bewoner. Met zes bewoners kan de verzorgende maximaal aandacht geven aan de individuele cliënt. Hoe beter je iemand kent, hoe beter je voor hem of haar kunt zorgen.’
Het geluk van de score zit volgens Van der Lende vooral in de momentopname. ‘Wij hadden op dat moment relatief veel bewoners die niet aan het einde van hun leven waren. Als het bijvoorbeeld gaat om decubitus – doorligwonden – dan komt dat veel meer voor bij mensen die aan het einde van hun leven zijn, zonder dat je er iets aan kunt doen. Moet je mensen, die in de laatste fase van hun leven zijn nog lastig vallen met ze om de paar uur op de andere zij te leggen? Het is bovendien erg pijnlijk. Dezelfde redenering gaat ook voor incontinentie. Iedereen wordt incontinent tegen het einde van het leven. Is de zorg voor bewoners dan slechter als je meer mensen hebt die in de laatste fase van hun leven zijn?’
Vrijheid
De Naber scoorde in het Volkskrant-onderzoek overigens ook niet goed op het punt van de valpreventie. Dat heeft te maken met de manier van registreren: ook een incident waarbij de bewoner bijna valt, wordt geregistreerd. Om de ‘zwakke plekken’ van de zorg of van het huis te signaleren. Bovendien heeft het grotere risico om te vallen te maken met het beleid van De Naber, dat erop is gericht mensen zoveel mogelijk vrijheid te geven. Directeur Van der Lende: ‘Wij fixeren niet. Als mensen willen lopen, moeten ze kunnen lopen. Als het risico dan groter is dat ze vallen, kiezen wij – in overleg met de familie – voor het risico en proberen dat te ondervangen door de bewoner speciale kleding aan te trekken zodat hij is beschermd als hij valt.’
Lees verder in Zorg + Welzijn Magazine nummer 5, mei 2009.
Bron: Foto: Roel Dijkstra