‘Vanmiddag nog zat er een vrouw met drie kinderen hier. Ze wilde onderdak, maar we zitten vol. Ze weigerde te vertrekken. We hebben vervolgens alle crisisopvangplekken gebeld in het land, maar ook daar zit alles vol. We hebben haar een tijdelijk alternatief geboden in België, dat wilde ze ook niet. Uiteindelijk hebben we gezegd dat we de politie erbij zouden halen, maar gelukkig is het niet zo ver gekomen.’
Een diepe zucht. Josje van de Molengraft heeft het er niet makkelijk mee. ‘Het doet pijn om zo’n vrouw te moeten weigeren. Om haar zelfs met zachte dwang te laten vertrekken. Dan zit je na afloop met z’n allen verslagen te kijken. Dan zetten we maar een bakje koffie en nemen we een stuk chocolade.’ Van de Molengraft werkt voor de stichting Vluchteling in de Knel in Eindhoven. Samen met één betaalde collega en zo’n vijftig vrijwilligers vangt ze uitgeprocedeerde asielzoekers op. Onderdak, een minimale bijdrage in het levensonderhoud, Nederlandse les, medische zorg en hulp bij het zoeken naar ‘klusjes’ en het aanmelden van de kinderen op school. Vijftig opvangplaatsen hebben ze ter beschikking, verspreid over het klooster waar ze gehuisvest zijn, bij particulieren, in sloopwoningen of in enkele panden die de stichting zelf huurt.
Maar, Vluchteling in de knel kan het aantal verzoeken niet aan. Van de Molengraft schat dat de laatste drie maanden 270 uitgeprocedeerde asielzoekers – inclusief een kleine groep die ‘op straat’ wacht op een herhaalde procedure – een beroep deden op de stichting. Het is niet alleen in Eindhoven zo dat deze groep mensen te groot is voor de capaciteit van de verschillende opvangcentra. En ook al hebben tal van gemeenten inmiddels besloten niet mee te doen aan het beleid van minister Verdonk van Vreemdelingenzaken, dat wil niet zeggen dat elke asielzoeker die op de lijst ‘uit te zetten’ staat nog onderdak heeft.
Klemmende gevallen
‘Wij weten ook niet hoe dit zit,’ zegt Cees van Helsteren, hoofd dienstverlening en preventie bij HVO de Veste in Amsterdam. ‘Amsterdam zet deze mensen niet op straat, maar ze zijn er wel. Hoe dat kan? Vreemd. Misschien komen ze uit randgemeenten naar Amsterdam toe. Of het aanmeldcentrum in Rijsbergen stuurt ze naar Amsterdam met ons telefoonnummer in de hand gedrukt. Dat is ook niet de bedoeling.’
HVO de Veste vangt dak- en thuislozen op en heeft ook nog voorzieningen voor begeleid en beschermd wonen. Officieel vangt de organisatie geen uitgeprocedeerde asielzoekers op, ‘maar we kijken wel eens de andere kant op’. ‘We zijn gebonden aan subsidieregels en hebben dus een beperkte vrijheid. Onze bezettingslijsten worden gecontroleerd door de politie. Sowieso hebben we al een tekort aan opvang voor de reguliere dak- en thuislozen,’ weet Van Helsteren.
In het passantenhotel van HVO de Veste worden enkele kamers apart gehouden voor deze doelgroep. ‘Nachtopvang, niet langdurig,’ benadrukt Van Helsteren. ‘Dat mogen en kunnen we niet. Dat is wel eens moeilijk, ja.’ De Amsterdammer denkt dat elke dag vijf uitgeprocedeerde asielzoekers een beroep doen op de opvangplaatsen. Zeker weten doet hij het niet, omdat bij volle bezetting het antwoordapparaat wordt ingeschakeld. ‘Dus we hebben geen zicht op degenen die “geen gehoor” krijgen.’
Het is de frustratie van een organisatie die wel wil, maar niet mag. Dat geldt ook voor de Kessler-stichting in Den Haag, die dak- en thuislozen opvangt. Gesubsidieerd, dus eigenlijk niet bedoeld voor uitgeprocedeerde asielzoekers.
Marian Melchior, locatiemanager Zamenhofstraat: ‘We hebben vijftig bedden hier, maar we kunnen en mogen niets doen voor deze groep. Soms meldt Vluchtelingenwerk asielzoekers aan die kort bij ons kunnen verblijven. Dat houdt in: een dak en drie maaltijden per dag. Maar Vluchtelingenwerk zorgt ervoor dat het betaald wordt en zij zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor deze mensen. Mensen die op eigen houtje bij ons aankloppen, moeten we weigeren. Dat doet pijn, zeker als het om kinderen gaat.’Het besluit van minister Verdonk om uitgeprocedeerde asielzoekers uit te zetten en de verplichting voor gemeentes om daar aan mee te werken, heeft tot veel weerstand geleid. Niet alleen bij vluchtelingenorganisaties en maatschappelijke opvanginstanties, maar ook bij gemeenten, provincies en Tweede Kamer.
In een motie van het CDA en D66 vroeg een meerderheid van de Kamer het kabinet om gemeenten ruimte te geven om in klemmende gevallen de opvang niet te beëindigen totdat het terugkeer- en uitzettingsbeleid eind deze maand met de Kamer wordt besproken. Verdonk reageerde daarop met het standpunt dat ‘de uitvoering van deze motie valse hoop zou wekken bij uitgeprocedeerde asielzoekers’.
Wanhoop
Talloze gemeenten, inclusief de vier grote steden, hebben het standpunt ingenomen geen gehoor te geven aan de oproep van Verdonk. Het gaat om een groep van ruim vierduizend asielzoekers die vorig jaar niet onder het generaal pardon van de toenmalige minister Nawijn vielen. Mensen die jarenlang in Nederland wonen, ingeburgerd zijn en hun kinderen op school hebben zitten. Die hoop hadden op een generaal pardon, plotseling geen recht hadden op dat pardon en nu alsnog uitgezet worden. ‘Het zijn mensen die toen geprocedeerd hebben, die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheden die er toen waren. Neem ze dat eens kwalijk,’ vindt burgemeester G. Jonkman van de Groningse gemeente Scheemda. ‘Ik vind sowieso dat je deze groep in Nederland moet laten.’
Jonkman is één van de burgemeesters die niet meewerkt aan het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers. Er wordt geen politie ingezet als mensen niet vrijwillig vertrekken. ‘De rijksoverheid bepaalt wie uitgezet wordt, daar gaan wij niet over’, benadrukt ze. ‘Maar regel dan wel mogelijkheden voor een terugkeer, zoals papieren en middelen. Zo niet, dan zorg je voor noodopvang. Er staan zoveel asielzoekerscentra in onze provincie leeg, daar kun je toch mensen opvangen?’
In haar gemeente gaat het om vijf gezinnen. ‘Ze hebben een gezicht in zo’n kleine gemeente. Dat zorgt voor veel maatschappelijke onrust. In februari valt de gevreesde brief van Verdonk op de mat, dan zal er een hoos van dakloze asielzoekers komen. Als gemeente, maar ook als overheid heb je een zorgplicht.’
Wat te denken van het argument van Verdonk dat deze groep mensen alleen maar hoop krijgt zolang je ze in Nederland laat? Jonkman: ‘Het uitzetten kun je handhaven, maar leg dat probleem niet bij de gemeenten. Zorg voor een alternatief als uitzetten niet mogelijk is. Het rijk heeft net zo goed haar plichten, zoals asielzoekers ook hun rechten hebben.’ Kortom: ‘Als je A zegt, moet je ook B zeggen.’
Dat vindt Cees van Helsteren ook. ‘Je hebt deze groep al jaren laten zitten, het gaat om gezinnen met kinderen die nu te verwesterd zijn. Ze zullen niet terugkeren, maar eerder in het illegale circuit verdwijnen. Verdonk weet als geen ander dat deze mensen ergens anders op zullen duiken.’
Het is halfslachtig beleid, vindt hij. Ook in Amsterdam. ‘Ook al zegt Amsterdam dat ze niet meewerkt aan het op straat zetten van uitgeprocedeerde asielzoekers, dat is iets heel anders dan deze mensen helpen. Er wordt geen keuze gemaakt, het is weglopen voor je verantwoordelijkheid. Helpen we deze mensen wel of helpen we ze niet? Die keuze moet je niet op lokaal maar op landelijk niveau maken. En tja, van dat beleid word ik niet vrolijk.’
‘We staan met de rug tegen de muur,’ vindt Josje van de Molengraft. ‘Ik zie het vrij somber in. We vrezen nog meer aanvragen komende maand als de definitieve brief van de minister komt. Het vergt nogal wat van hulpverleners die met deze groep werken. Dat ziet Verdonk niet. Zij kijkt deze wanhopige mensen niet recht in de ogen, zij ziet geen mensen van vlees en bloed. Ze weet niet waar ze het over heeft.’
En ze noemt nog maar eens een paar voorbeelden. De moeder die ondanks haar status drie maanden alleen maar kon huilen, het meisje dat constant dacht dat ze vermoord zou worden, de vrouw die zo getraumatiseerd was dat ze totaal verkrampt was, niet meer kon lopen en de haren uit haar hoofd trok en de moeder van acht kinderen die verschillende pogingen tot zelfmoord deed.
‘De mensen die wij hier opvangen zijn door de omstandigheden allemaal psychiatrische gevallen geworden,’ zegt Van de Molengraft. ‘Dat is heel triest om te zien. Veel mensen kunnen echt niet terug naar hun moederland, dat moet de minister geloven. De maatschappij wordt economisch niet beter van deze asielzoekers, maar het zou onze samenleving sieren als ze zich inzet voor deze groep die de hulp hard nodig heeft.’