Verbetering van de samenwerking tussen informele zorg (mantelzorgers en vrijwilligers) en formele zorg (professionals en organisaties), met als resultaat: betere ondersteuning van mantelzorgers. Dat was het hoofddoel van de lerende netwerken die de laatste drie jaar aan de slag gingen, onder leiding van Movisie en Vilans.
Wat werkt wél?
‘We weten allang waar mantelzorgers behoefte aan hebben: goede ondersteuning zodat ze niet overbelast raken of zelfs omvallen. En: goede samenwerking met – en tussen – professionals, zodat ze bijvoorbeeld niet tien keer hun verhaal hoeven te doen of van het kastje naar de muur worden gestuurd’, zegt Scherpenzeel. ‘Dan denk je misschien: dan doe je dat toch gewoon? Maar het is complexer dan dat. Er zijn namelijk heel veel partijen op veel verschillende gebieden en niveaus bij betrokken.’
Waarderend veranderen
In de lerende netwerken werd aan de hand van experimenten gewerkt aan verbetering van de samenwerking op drie niveaus: achter de voordeur (in de één-op-één relatie tussen mantelzorgers en professionals), tussen betrokken professionals onderling en op buurt- wijk- of gemeenteniveau. Elke plek werkte aan een eigen thema, maar overal werd gebruik gemaakt van de aanpak ‘Waarderend veranderen’ vertelt Scherpenzeel. ‘Vaak wordt er gekeken naar: wat werkt niet en hoe gaan we dat verbeteren? Bij Waarderend veranderen draai je het om en kijk je naar wat er wél al dat werkt. Vervolgens onderzoek je hoe je dat kan versterken en vergroten.’ Dat leverde veel op, aldus Scherpenzeel. We zetten de belangrijkste lessen op een rij.
Les 1: Je kan het niet alleen
‘Een van de belangrijkste lessen: je kan het niet alleen’, zegt Scherpenzeel. ‘Dat klinkt wellicht als een open deur, maar mantelzorgondersteuning is complex. Het gaat over levens van mensen en die bestrijken verschillende terreinen, zoals wonen, relaties, zorg en inkomen. Daarbij: dé mantelzorger bestaat niet. Het kan gaan om een partner die 24 uur per dag zorgt en het bijna niet meer redt. Maar ook om een zoon of dochter die honderd kilometer verderop woont, eens per week langskomt en het gemakkelijk aankan. Ook de problematiek is heel divers, van fysieke mankementen tot dementie en van revalidatie tot psychische klachten. De oplossingen zitten dus ook op meerdere fronten. Besef dat je een stukje van de puzzel bent en dat je anderen (en hun expertise) nodig hebt, om met elkaar het juiste te doen.’
Les 2: Benut de kracht van ervaringskennis
Scherpenzeel: ‘Een professional, of dat nou de thuiszorg, de wijkverpleging of de maatschappelijk werker is, is er in eerste instantie voor de zorgvrager, ofwel degene die zorg en hulp nodig heeft. Wij zeggen: draai je hoofd eens een kwartslag. Wie zorgen er nog meer? Dan komt die mantelzorger in beeld.’
Die mantelzorger is bij professionals ook steeds beter in beeld, merkt Scherpenzeel, maar wel vanuit slechts één perspectief: als iemand die ook ondersteuning behoeft. ‘Mantelzorgers worden over het algemeen nog te weinig gezien als gelijkwaardige hulpverlener, als een soort collega, of zelfs als expert die hij of zij wellicht is als het over de zieke of ziekte gaat. In de experimenten en lerende praktijken hebben we gezien dat het ontzettend belangrijk is om niet alleen over, maar vooral ook mét mantelzorgers te praten. Daardoor kwam er meer begrip voor elkaar. Dus: betrek hen bij keuzes en controleer: helpt dit jullie?’
Les 3: bereik grote resultaten door klein te beginnen
Begin klein. Maak het haalbaar. ‘Dit klinkt misschien ook als een open deur, maar het is vaak zo hardnekkig om met grootste plannen en ambities van start te gaan. Maar dat kan ook verlammen’, zegt Scherpenzeel. ‘In deze experimenten zochten we wel naar de ambitie, het lonkende perspectief: waar wil je over vijf jaar met elkaar staan? Maar vervolgens werd heel klein begonnen, in behapbare stapjes. Soms leverde dat nieuwe samenwerkingen op, soms een tool, of nieuwe werkwijze, of bijvoorbeeld een nieuwe sociale kaart. Daarbij vormde het proces zelf soms al een nieuwe, levende sociale kaart van organisaties en mensen die elkaar nu pas echt goed leerden kennen. En als beter bekend is wie wat doet, kunnen werkwijzen beter worden gestroomlijnd. Daarnaast wordt er minder dubbel gedaan en worden hiaten gevuld. Dat alleen is al heel waardevol.’
Les 4: samenwerking vraagt een investering
‘Daarop aansluitend: samenwerking gaat niet vanzelf. Het vergt aandacht, tijd en energie. Zeker ook bij dit soort netwerksamenwerkingen, waarbij er geen baas is en veel verschillende organisaties betrokken zijn, moet er iemand het initiatief nemen. Daar schort het soms aan. Het is een probleem van iedereen en daarmee soms van niemand. Maar investeren in samenwerking levert heel veel op. Dat hebben we in deze netwerken duidelijk gezien. Dus: zoek elkaar op. En als je merkt dat iets niet goed loopt, begin dan met kleine verbeteringen. Dat werkt. Door een lerend netwerk van de mensen die ertoe doen én mantelzorgers te vormen en in kleine stapjes aan verbeteringen te werken, worden mantelzorgers beter geholpen. En daar is het iedereen uiteindelijk om te doen.’