Fiet van Beek is onderzoeker en werkte in de jeugdzorg als sociaal werker. Zij interviewde voor het boek ‘Het is niet stoer’ mannen die mishandeld of seksueel misbruikt zijn en is spreker op het Zorg+Welzijn congres Jongeren en Seksueel Geweld. In gesprekken met jongeren die slachtoffer zijn van geweld, valt het haar op dat zij vaak niet betrokken worden bij het maken van een plan over wat er moet gebeuren: ‘Als bekend wordt dat het slachtoffer in een ernstige situatie zit, hebben sociaal werkers de neiging om in de actiemodus te schieten. Er wordt dan vaak vergeten om te overleggen met de jongere zelf en met mensen die het kind vertrouwt. Er wordt van alles geregeld zonder dat het slachtoffer hierbij betrokken wordt.’
Groter trauma
Volgens Van Beek maakt dit het trauma van het kind heftiger: ‘Als je geslagen of misbruikt wordt, verlies je de regie over je eigen leven. Wanneer hulpverleners met alle goede bedoelingen dingen regelen zonder het kind hierbij te betrekken, wordt opnieuw bevestigd voor het slachtoffer: ik doe er niet toe. Het maakt niet uit wat ik vind. Dat moet je zien te voorkomen.’ Van Beek: ‘Er waren slachtoffers die tegen me zeiden: “Ik wou dat ze mijn mening hadden gevraagd, dan had ik gezegd dat ze even moesten wachten met de uithuisplaatsing. Zodat ik me erop kon instellen, kon wennen aan het idee. Ik zat al jaren in die situatie, die ene week maakte ook niet meer uit.” Het is dus belangrijk dat je als sociaal werker transparant bent én de regie zoveel als mogelijk bij het kind en diens netwerk houdt. Maak samen een plan als er geen acuut levensgevaar is.’
Familiegroepsplan
Waarom sociaal werkers jongeren niet altijd betrekken bij de werkwijze, daar kan Van Beek alleen naar gissen. ‘Misschien is er een bepaalde handelingsverlegenheid bij de sociaal professional: want hoe praat je over dit soort dingen met kinderen? Voor sociaal werkers is niet ingrijpen geen optie. Maar ingrijpen zonder het kind erbij te betrekken, is eigenlijk ook geen optie.’ ‘In de Jeugdwet staat dat er met familie en kind een familiegroepsplan gemaakt moet worden. Dat is een manier om de kring breder te maken en de regie te houden waar hij hoort, ook in moeilijke situaties. Wat is er volgens het kind nodig om veiligheid te bereiken? En wat volgens familieleden en bekenden?’
‘Jij vindt het ook fijn’
Het valt Van Beek op dat mannelijke slachtoffers van seksueel geweld baat hebben bij bepaalde medische kennis: ‘De sociaal professional kan hierbij een voorlichtende rol spelen, en het is dus belangrijk dat je zelf ook goed op de hoogte bent van wat een lichaam kan doen als iemand te maken krijgt met ongewenste seksuele handelingen.’ Jongens kunnen tijdens het misbruik bijvoorbeeld en stijve penis krijgen, wat verwarrend voor hen is en waar de dader vervolgens misbruik van maakt. ‘Die zegt dan bijvoorbeeld: “Zie je, jij vindt het ook fijn.” Of: “Jij wilt dit ook”’, licht Van Beek toe. ‘De mannen die ik sprak zeiden dat als ze geweten hadden dat hun lichaam ook zo reageert bij handelingen die ze níet willen, ze misschien niet in zo’n diepe crisis waren geraakt. Ze gingen twijfelen aan de schuldvraag, of dachten dat ze homoseksueel waren, omdat ze een stijve kregen bij misbruik door een man. Het is belangrijk dat sociaal professionals de slachtoffers hierover goede voorlichting kunnen geven.’