Hij heeft een voorkeur voor gezinnen in de marge. Geen multiprobleemgezinnen met hoogopgeleide ouders die het materieel gezien redden en waar je in cognitief opzicht veel mee kunt. Nee, hij helpt het liefst gezinnen die echt aan het overleven zijn. Die schulden hebben, waar verslavingsproblemen spelen en/of de kinderen (dreigen te) ontsporen. Gezinnen die vaak stinkend hun best doen maar waarvan de samenleving zegt: ‘Het deugt niet wat jullie doen.’
Waar die voorkeur vandaan komt? Gezinswerker Andre van Velzen kan het niet precies verwoorden. ‘Misschien dat zoiets in je dna zit? Ik had een opa die te veel dronk en daardoor bijna naar het rode dorp (soort opvoedingsgesticht, redactie) werd gestuurd. Zou het daardoor komen? Het is een soort nieuwsgierigheid die verder gaat dan de informatie die je op tv ziet of in een blad leest’ vervolgt hij. ‘Ik voel me bevoorrecht dat ik een stukje mag meeleven met deze mensen.’
Woonwagen
Ook in zijn privéleven kwam Van Velzen vaker in aanraking met ‘mensen in de marge’. Hij woonde in sloopwoningen in ‘a-sociale’ wijken en op woonboten met buren met een woonwagenverleden. Vaak vond hij ‘als vanzelf’ aansluiting bij de buurtbewoners en maakte hij hun leven van dichtbij mee. Die ervaringen kwamen hem van pas in zijn werk. Zo werkte hij eind jaren tachtig als maatschappelijk werker in woonwagenkampen. Hij herinnert zich dat een andere hulpverlener al snel tegen de vlakte werd geslagen vanwege een verkeerde opmerking. Van Velzen mocht wel blijven. ‘Van die persoon werden ze waarschijnlijk nerveus’, is zijn verklaring. ‘Van mij is nog nooit iemand nerveus geworden.’
Lees het hele interview in het Zorg + Welzijn magazine van juli 2013 >>