‘Hé Elroy*, hoe was de verjaardag gisteren?’ Een klein
zwart jongetje ploft schijnbaar verlegen neer op de stoel aan het bureau van Rob
en mompelt dat ’t wel leuk ging. ‘Zou je hem niet een beertje geven?’ grijnst
Rob als Elroy even later weer naar de andere jongens in de tafeltennisruimte
gaat. ‘Dertien jaar. Als ie hier niet zou zijn, zat ie in een gesloten
inrichting. Er zit zó veel agressie in die jongen.… heel moeilijk. Opgepakt voor
vechten en steken…’
Het is zaterdagochtend elf uur. Vandaag wordt er, als elke week,
gesurveilleerd op het Osdorpplein in Amsterdam. Vanachter zijn bureau lijkt
projectleider Rob Raat spreekkwartier te houden. Jongens slenteren langs of
vallen binnen, Rob begroet hen met Amsterdamse straattaal, ieder op hun een
eigen manier: ‘Efa, blijf nou eens van hem àf, je lijkt wel ‘n homo,’ roept Rob
een Marokkaanse jongen toe die een maatje over zijn net kaalgeschoren schedel
aait. ‘O ja, je bènt een homo…’ Niks blijft onbesproken onder de jongens van BWO
(Beware Watch Out), verzekert jongerenwerker Richard Bos. ‘Of het nou gaat over
geslachtsziekten – die wij hier bovengemiddeld tegenkomen -, over de problemen
in het gezin of over die beroving die net is gepleegd. De jongens moeten alles
aan ons kwijt kunnen, dat vertrouwen moet er zijn. Wij praten niet zoveel, wij
luisteren. Naar het verhaal van zo’n kind; waarom het in de shit zit. En wat
hoor je dan? Seksueel misbruik, lichamelijk en huiselijk geweld, vader naast je
doodgeschoten zodat jij met de hersensmurrie op het gezicht geplakt zit, een
stiefmoeder die hem niet kan luchten of zien, met 15 jaar je eerste kind.’
Grote broer
Als agenten bij het tienerteam van de politie Meer en Vaart zagen Rob Raat
en Richard Bos – nu medewerkers van BWO – steeds dezelfde jongens terug. Tien
jaar geleden trokken ze zich hun lot aan. ‘We hadden te weinig tijd voor ze. En
van steeds maar weer opsluiten, daar worden ze niet beter van. Bij de politie
maken ze er soms een wedstrijd van wie weer de meeste jongens in de cel zet.’
Rob Raat, inspecteur van politie, en Richard Bos, toen politieagent, nu
jongerenwerker, riepen tien jaar geleden ‘een zestal jongens’ bij elkaar en
begonnen met Beware Watch Out: een project om criminele jongeren weer op het
rechte pad te krijgen. Zij leren zich naar behoren te gedragen, worden begeleid
om weer structuur in het leven te krijgen en als ‘werkervaring’ in de
maatschappij surveilleren ze twee maal per week in het aanpalende winkelcentrum.
Rob, in politie-uniform, start de bus. Een dikke rookpluim van
sigarettenwalm stijgt op uit het open dakvenster. Het is half een. Alle jongens
hebben gegeten – ‘dat hebben we ingevoerd omdat een heleboel jongens niet
fatsoenlijk eten’ – en zijn verkleed: zwarte joggingbroek, grijze sweater met
BWO-embleem en blauw jack met embleem. De bus rijdt richting Osdorpplein. Een
zestal groepjes van drie verspreidt zich over het deels overdekte winkelcentrum.
De bus doet dienst als pits, om te plassen, te roken en om blikjes cola te
drinken.
‘Of ’t niet saai is, de hele middag hier rondlopen?’ Mmm ja, soms. Maar we
gaan ook wel eens naar een ongeval, om wegversperringen te zetten. Of een eindje
rijden in de stad, of voetballen in ’t Twiske.’ Daniël (21 jaar) is senior
groepsoudste; hij begeleidt een viertal jongens. Vijf jaar geleden kwam hij als
jong delinquentje het project binnen, nu werkt hij er als ervaringsdeskundige.
Net als de zes andere groepsoudsten. Waarom werkt deze aanpak? ‘Je krijgt
persoonlijke aandacht,’ verklaart Daniël, ‘en meer: Rob en Richard zijn vrienden
voor je. Het is niet van: hoe gaat het, goed, mooi. Zo gaat het in de
hulpverlening. Wij zien Rob als een soort grote broer. Je kan hem vertrouwen,
hij is eerlijk, heeft pit, is streng, heel serieus en wijst je op je fouten.
Soms krijg je een dreun, dan heb je ’t verdiend.’
‘Respect moet je verdienen,’ weet Richard Bos. ‘Als de school mij opbelt
dat Pietje niet is komen opdagen, rijd ik naar z’n huis en sleur hem ’t bed uit.
Ik kan dat maken, zijn moeder niet. Omdat ik meen wat ik zeg, ik doe geen valse
beloftes. Als ik zeg: “ik kom je afhalen”, en ik kom niet, dan heb ik het
respect verspeeld.’
Ouwehoeren
De jonge delinquenten komen binnen via de hulpverlening, de kinderrechter,
de politie of via vriendjes. Inmiddels zitten er 28 jongens tussen 13 en 20 jaar
in BWO. Er staan er 56 op de wachtlijst. Gemiddeld zitten ze negen maanden in
het project. Volgens Rob Raat en Richard Bos komt meer dan negentig procent van
de jongens goed terecht. Ze krijgen structuur in hun leven: ze gaan naar school,
krijgen betaald werk, een stabiele relatie. Waarom krijgt BWO voor elkaar wat
niemand lukt: de ‘harde kern’ op het rechte pad. Richard Bos: ‘De vraag is hoe
je je beroep invult. Die jongens leven 24 uur per dag. Je kan niet van negen tot
vijf werken, je koffertje pakken en doei, tot morgen. Je moet gedreven zijn,
altijd klaar staan. Dat zie ik niet terug in de hulpverlening. Daar gaat het om
cijfers, hoeveel geld je krijgt en het gaat om rapportages. Er wordt wat
afgeouwehoerd, casuïstiek, overleg zus en zo, niemand doet ene flikker. Ik heb
niks aan rapportages, ik wil van het kind weten wat er aan de hand is.’
Het vervolgproject ‘R&B’, waarin doorgestroomde groepsoudsten uit BWO
als betaalde jongerenwerkers werken aan resocialisatie, is per 1 maart in gang
gezet door Bos en Raat, maar nog niet officieel door de politie of de gemeente
geautoriseerd. Rob Raat gaat zijn eigen gang en boekt succes. Beatrix en Kok en
andere hoogwaardigheidsbekleders zijn met ‘zijn jongens’ op de foto gegaan. CNN
is langs geweest en in dertien landen is het project via de buis de kamer
ingestraald. Een vergelijkbaar succes is nog nergens geboekt.
‘Het grootste probleem is’, verklaart Richard Bos, ‘men weet niet wat te
doen. Na de rellen van Marokkaanse jongeren op het Amsterdamse August
Allebeeplein in 1998 heb ik een overleg met de buurt en alle instanties
bijgewoond. Ik heb vier keer gevraagd: “kennen jullie die jongens?” Nee, ze
wisten waar ze woonden, ze kenden hun bijnamen, maar ze wisten niks van die
kinderen zelf. “Oké,” zei ik, “ik wil ze hier hebben en met ze praten”. Daar is
het project ‘Nu iets positiefs’ uit voortgekomen. Natuurlijk moet je de sociale
omgeving erbij betrekken, cursussen voor ouders bijvoorbeeld. Want de omgeving
bepaalt hoe het met die kinderen gaat.’
Boosdoeners
Rob roept via de mobilofoon alle surveillanceteams op terug te komen naar
de bus. De politieradio meldt een ongeval in de buurt. ‘We gaan even kijken’.
Als iedereen op de ongevalplek aankomt, blijkt alles onder controle. En
bovendien niet erg spectaculair. We rijden verder, langs de beruchte Amsterdamse
homo-afwerkplaats. ‘Kunnen jullie nog even wat geld verdienen,’ geint Rob Raat.
Hij weet dat er jongens tussen zitten die dat ook daadwerkelijk hebben gedaan.
Daniël, de groepsoudste, kijkt vanachter zijn zonnebril glimlachend toe.
Hij rustig, cool, maar duidelijk in zijn boodschap naar de jongens toe.
‘Natuurlijk kom je ook in moeilijke situaties terecht met deze jongens,’ vertelt
Daniël. ‘Soms wil ik ook wel iemand door elkaar rammelen, maar dan ga ik hem
kietelen, gaat ie lachen. Je moet blijven praten, als het moeilijk wordt met Rob
erbij. Daar luisteren ze altijd naar. Op straat zijn ze stoer, maar van binnen
zijn het kinderen.’
André Hazes schalt door de bus. We maken een kleine omweg door het
stadsdeel Bos en Lommer, weer een beruchte Amsterdamse buurt. Momenteel vanwege
de criminele Marokkaanse jongens. Allochtone moppen rollen door de bus. De
stemming raakt opgewonden als een groepje Marokkaanse jongens op de stoep met
een mengeling van bewondering en afgunst naar de bus staat te gapen. De stoerste
scheurt op z’n brommer met ‘wheelies’ voor de bus langs. ‘Kan ie dat ook zonder
handen?,’ gooit Rob er tussendoor. ‘Stop, stop, ze gooien een colablikje tegen
de bus, Rob, stoppen!’ Rob rijdt rustig verder, maar bij de rotonde draait hij
helemaal rond en rijdt terug naar de plek des onheils. Onder luid gejuich van de
inzittenden. De raddraaiers op de stoep staan even aan de grond genageld als Rob
zijn politiebus voor het groepje parkeert. Dan rennen de boosdoeners hard weg,
onder honend gelach van het publiek in de bus. Zo zijn ze zelf ooit ook
begonnen. Orde en gezag hebben gezegevierd. Het zal ze een les zijn.’/Caroline
Stam