De techniek motiverende gespreksvoering is je als sociaal werker ongetwijfeld bekend. Maar voor de zekerheid vatten we het nog kort samen. Gesprekken voeren zonder oordeel, met respect voor de autonomie van de cliënt, en zijn perspectief voor waarheid aannemen. Dat is ongeveer de kern van motiverende gespreksvoering. Je stelt korte, open vragen waarop de cliënt niet alleen met ‘ja’ of ‘nee kan antwoorden. Deze vragen leveren meer informatie op.
4 processen
Motiverende gespreksvoering bestaat uit 4 processen:
- Je gaat het contact aan met de cliënt, ook wel ‘engageren’ genoemd.
- Je zorgt dat je focus krijgt, maakt een ‘agenda’ waarvan jullie samen eigenaar zijn. Wat is voor de cliënt belangrijk? Vraag eventueel: ‘Vind je het goed als ik er nog een onderwerp aan toevoeg dat ik belangrijk vind om te bespreken?’
- Je helpt de cliënt om na te denken over wat hij precies zegt. Dit wordt ‘evoceren’ genoemd. Tijdens dit proces probeer je ‘verandertaal’ uit te lokken: taal die gaat over wat de cliënt wil veranderen.
- Je zet samen stappen om die verandering te plannen.
Toestemmingsvraag
Stel, je komt als sociaal werker al een tijd bij Piet. Je vermoedt dat alcohol een nadelige rol speelt in zijn leven. Hoe begin je een gesprek daarover volgens motiverende gespreksvoering? Ben van der Putten, praktijkopleider en trainer bij Tactus Verslaving, bespreekt hieronder hoe dit gesprek eruit kan zien.
‘Vraag eerst toestemming aan Piet of hij met je wil praten over zijn alcoholgebruik. “Goh Piet, je komt steeds laat op je werk en je zegt dat je minder goed slaapt. Vind je het goed om samen te kijken naar je alcoholgebruik?” Dat is een technische toestemmingsvraag.
Als Piet nee antwoordt, vraag je: “Wat maakt dat je er niet over wilt praten?” Misschien zegt Piet: ‘Alcohol is geen issue voor mij, ik vraag me af hoe je erbij komt.” Dat kan: het duurt soms wel zeven tot tien jaar voordat iemand zelf ziet dat middelengebruik nadelige gevolgen heeft, zegt Ben. ‘Blijf je je zorgen maken, vraag dan of Piet het oké vindt als je hier later nog eens op terugkomt. Vaak vindt een cliënt dat wel goed. Zegt Piet nee, vraag dan bijvoorbeeld of er andere mensen in zijn leven zijn met wie hij over zijn middelengebruik kan praten.’
Verandertaal
Staat Piet open voor een gesprek, dan kun je vragen of hij samen wil kijken naar hoeveel alcohol hij drinkt. Als hij vervolgens zegt: “Zestig glazen per week, maar dat doet iedereen in mijn omgeving”, kun je vragen: “Vind je het goed als ik je vertel wat op dit moment wordt gezien als gezond alcoholgebruik?” Daarna leg je uit dat dat nul glazen per week is. Dat vergroot de kans dat Piet gaat nadenken. Vervolgens bied je aan om daar later eens over door te praten: waarom is nul glazen per dag de norm? Misschien zegt hij dan wel: “Ik wil wel stoppen met drinken, maar dat is hartstikke moeilijk.” Dat is een eerste haakje naar verandertaal, zegt Ben.
Ben van der Putten is een van de sprekers op het Jaarcongres Verslaving in het sociaal domein, op 8 februari 2024. Het Trimbos-instituut schat dat 20 tot 50% van de ggz-cliënten een verslavingsprobleem heeft en 60 tot 80% van de cliënten in de verslavingszorg een psychiatrische stoornis. Daarnaast is er een grote groep waarbij de verslavingsproblemen minder zichtbaar zijn. Als welzijnswerker kom je veel mensen tegen die door hun gebruik of verslaving in ernstige problemen verzeild raken. Waar hebben mensen met verslavingsproblematiek behoefte aan als het gaat om aandacht, hulp, ondersteuning van anderen? Hoe ziet de meest optimale (verslavings)zorg eruit? Op het Jaarcongres Verslaving in het sociaal domein ga je aan de slag met concrete vraagstukken en casussen. Lees hier het volledige programma.
Eerste stap
Als je wilt dat Piet met zijn middelengebruik aan de slag gaat, hoe zorg je er dan voor dat hij stappen gaat zetten? Niet door te zeggen: jij bent hier zelf verantwoordelijk voor. ‘Dan zit jij namelijk aan het stuur’, aldus Ben. “Beter is: ‘Wat is voor jou de eerste stap om verandering aan te pakken?’
Als Piet zegt: “Dat weet ik niet zo goed, daar heb ik hulp bij nodig”, kun jij dat als volgt vertalen: “Het is dus belangrijk voor jou om hulp te krijgen bij het formuleren van de eerste stap. Jouw eerste stap zou kunnen zijn: kun jij als sociaal werker me daar bij helpen? En hoe ziet die hulp voor jou eruit?”
Bespreek de successen
Motivatie is geen constante. Zo gaat het ook met gedragsverandering, benadrukt Ben. Maak de afspraken met je cliënt daarom zo concreet mogelijk: hoe ziet minderen met alcohol er voor jou uit?
Ben: ‘Een lastige klus voor Piet, want het gaat om doorbreken van gewoontegedrag. Hij zegt bijvoorbeeld: “Ik ga na acht uur de fles opbergen, een glas water inschenken en een film kijken.” Na een week vraag je hoe dat ging. Misschien laat Piet weten dat het hem alleen de eerste avond lukte, wat voor hem voelt als falen.’
Luister ernaar als Piet het gevoel heeft gefaald te hebben, maar ga er niet te diep op in. ‘Vraag daarna naar de eerste avond dat het wel is gelukt: “Hoe pakte je dat toen aan? En kun je met dezelfde aanpak verder?” Door steeds over de succesjes te praten, is de kans groter dat de cliënt verder gaat met zijn gedragsverandering.
Probeer ondertussen om zelf niet gedemotiveerd te raken door de terugval van je cliënt. Terugval is onderdeel van het proces, gedragsverandering is moeilijk.’
Eerlijk
Je wilt natuurlijk graag dat je cliënt open en eerlijk blijft. ‘Je kunt zeggen: “Ik kan me voorstellen dat het niet makkelijk is om alles te vertellen. Ik ga ervan uit dat je daar ook goede redenen voor hebt. Mocht je denken: het is toch belangrijk, vertel het dan alsnog.” En als je het moeilijk vindt dat Piet dingen achterhoudt, mag je daar eerlijk over zijn. Dat waardeert een cliënt meestal wel. Maar bedenk: jij bent er niet verantwoordelijk voor als je cliënt toch niet eerlijk is.’
Andere expertise
Heb je motiverende gespreksvoering nog niet onder de knie of lukt het niet om middelengebruik bespreekbaar te maken? Stel dan voor om er een andere professional bij te halen van bijvoorbeeld verslavingszorg. Ben: ‘Je hoeft als sociaal werker niet alles te weten, maar weet wel waar je de expertise haalt. Dan kun je je rol als begeleider bewaken.’
Om te oefenen
* Bedenk na een gesprek met een cliënt welke korte, open vragen je de volgende keer kunt stellen. We stellen te veel gesloten vragen. Vraag goed door: wanneer was het, wat gebeurde er precies, wie waren erbij?
* Laat actief stiltes vallen. Tel bijvoorbeeld drie keer tijdens het gesprek in je hoofd tot tien en kijk wat er gebeurt. Stilte is een krachtig middel: het maakt de kans groot dat de cliënt verder vertelt. Als de cliënt vraagt waarom je zo stil bent, kun je zeggen: ‘Ik ben aan het nadenken over wat je allemaal vertelt. Wat is voor jou het belangrijkste daarvan?’
* Leesvoer om mee aan de slag te gaan:
- Motiveren kun je leren, Pauline Dekker en Wanda de Kanter
- Coachen Reeks 1 – Motiverende gespreksvoering, Sergio van der Pluijm
- Motiverend coachen, Karen van Hoye
- Motiverende gespreksvoering, William R. Miller