Volgens mij is er een en ander mis met bovenstaande formulering. Eerst maar een definitie van participatie, die in de workshop niet aan de orde kwam. In een document, de Internationale Classificatie van het menselijk Functioneren, van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) wordt participatie als volgt samengevat:
‘Participatie is in de gelegenheid zijn mensenrechten te kunnen genieten, inclusief het recht op gelijke behandeling en respect als menselijk wezen; genieten van mensenrechten zoals erkend in de Universele Verklaring voor de rechten van de Mens (VN) en de standaardregels voor de Gelijke Behandeling van Personen met Beperkingen (VN); het recht op zelfbeschikking of autonomie; het recht hebben het eigen lot te bepalen; vrijheid van meningsuiting en vereniging; de sociale status hebben van een mens met rechten.’
De verwijzing naar ‘je’ (daarmee doelend op de professional) schetst naar mijn idee meteen de gangbare verhouding tussen bewoner en professional evenals de formulering ‘laten participeren’, de bewoner voegt dus in, in een bestaand plan. Er wordt nog teveel bedacht door projectmakers en professionals waarbij in tweede instantie gevraagd wordt wat bewoners willen in plaats van andersom. Er zijn gelukkig een heleboel succesvolle projecten die het meestal andersom hebben gedaan.
Een term die ik vaak hoor bij participatieprojecten is leefbaarheid. Daarbij gaat het volgens mij om verantwoordelijkheid nemen voor je leefomgeving en je medemens, niet om participatie. Moet je daarvoor dan actief zijn in de wijk? Hoe meet je trouwens of het succesvol was? Aan het aantal participerende burgers, aan de tevredenheid van bijvoorbeeld de woningcorporatie of die van de burgers? Ik herinner me een project dat stopgezet werd, omdat het participatiebudget opging aan ontmoetingsactiviteiten waar de bewoners behoefte aan hadden, maar de budgetverstrekkers niet.
Dan de term ‘niet-actieve bewoners’. Waar zijn ze niet-actief in? Komen ze niet naar de activiteit die bedacht is door professionals? Zijn ze niet actief in het wijkcentrum? Horen ze elkaar meer aan te spreken op overlast in de wijk? In geen van de discussies waarbij ik aanwezig was, werd duidelijk waaraan bewoners geacht werden te participeren of wat het doel daarbij was.
Ik krijg bijna een allergische reactie wanneer ik hoor dat burgers moeten participeren. Ik zou het liever formuleren in termen van mogelijkheden krijgen om mee te kunnen doen aan het openbare leven en inspraak te hebben. Ik woon zelf in een volkswijk, maar houd niet van barbecue en ook niet van het Nederlandse levenslied. Nodig mij gerust uit om naar het buurtfeest te komen maar laat me dan ook de keuze om thuis te blijven zonder dat ik bezorgde hulpverleners aan de deur krijg. Mochten er echter signalen zijn dat ik vereenzaam, mishandeld word, een huurschuld heb of mijn woning vervuil, zorg er dan voor dat je er bent en vraag me wat ik nodig heb.
Tineke van Uden (1965) werkte in haar gevarieerde loopbaan met jongeren in de jeugdhulpverlening zoals opvangcentra, internaat, op straat en in het sociaal cultureel werk. In het volwassenenwerk deed zij ervaring op in de vrouwenopvang en stapte daarna over naar het maatschappelijk werk. Inmiddels is zij zelfstandig onderneemster en traint en adviseert organisaties rondom outreachende hulpverlening. Daarnaast is ze parttime docent Sociale Studies ben bij Avans Hogeschool ’s Hertogenbosch.