De vorige keer stelde Yvette: ‘alsjeblieft geen teambuilding’>>
De eerste dag kijkt ze uit naar het avondeten: ‘Ik ben al gehospitaliseerd’, zegt ze. Mijn moeder is allergisch voor paprika en banaan en krijgt ’s avonds: een gezellig groentemixje, mét paprika. De dag daarna een lekker bakje bananenvla. En daarna ongevraagd en onnodig zoutloze maaltijden, meestal de verkeerde. Bij de lunch lijken kaas en worst op rantsoen te zijn. ‘Dat noemden we in de oorlog schuifkaas’, lacht een kamergenoot. En de soep komt niet. Wel besteld, maar ‘in soep zit altijd paprika’, dus niet gekregen.
Klachtenformulier
Na twee dagen komt het eten met een plastic mesje. Valt niet mee, om daarmee een taaie, zoutloze kipfilet te eten. Later is al het bestek van plastic. ‘Zeker een messentrekker op de afdeling’, zegt mijn moeder. Rotterdamse humor doet het goed, op deze zaal. Het lachen wordt wel minder. De medewerkers leven lief mee. Maar het bestek blijft op, het eten smakeloos. ‘Bellen met de keuken heeft geen zin’, zegt een voedingsassistent. ‘Ik breng een klachtenformulier. Dat helpt ook niet, maar het lucht wel op.’
Onduidelijkheid
Met meegebrachte cup-a-soup, kaasplakken, fruit en bestek redt mijn moeder het wel. Ernstiger vind ik hoe de communicatie verloopt. Na de ingreep komen drie verpleegkundigen kennismaken met mijn moeder. ‘Morgen misschien al naar huis hè?’ Zegt er een. ‘Over een paar dagen lekker naar huis!’ Zegt de volgende. En nummer drie? ‘Een dag of vijf moet u wel blijven.’ De dagen daarna schuift de verblijfsduur van mijn moeder steeds een dag op, met goede redenen overigens, maar welke dat zijn, daar durft zij zelf niet naar te vragen. Dat doen wij dochters dan maar. Want we zien wat deze onduidelijkheid en onzekerheid dag na dag met haar doet: onze moeder lijkt een beetje te verdwijnen.
Papierwerk
Dan, onverwacht, de mededeling dat zij wél naar huis mag. We gooien onze agenda’s om zodat we haar kunnen ophalen en bij haar kunnen zijn de eerste tijd thuis, en halen opgelucht adem. Tot de ochtend van de ontslagdag: ‘U moet toch blijven’. Mijn moeder schrikt enorm. Na flink wat dochterlijke druk blijkt het niets ernstigs maar papierwerk te zijn, dat toch dezelfde dag te regelen is, en mag ze alsnog naar huis. ‘Het is wel goed, een beetje druk op ons zetten’, zegt de verpleegkundige die ons uitzwaait lief. In het avondzonnetje in haar eigen tuin komt ze langzaam weer tevoorschijn, onze moeder.
Kwaliteit van leven
Mijn moeder heeft een nieuwe hartklep en daarmee kwaliteit van leven gekregen. Maar de ziekenhuisopname heeft haar ook wat gekost. Alleen lief zijn voor je patiënten is niet genoeg. De logistiek op orde, het werk goed organiseren en er helder over communiceren is minstens zo belangrijk.