Veelgehoorde antwoorden op deze vragen wijzen richting de patiënt. Deze wordt immers beter geïnformeerd en krijgt hulpmiddelen aangereikt om het zorgproces te faciliteren. Ook de beleidsdoelstellingen van het ministerie van VWS wijzen richting de patiënt: we moeten online afspraken kunnen maken met de zorgverlener, een consult via skype-achtige oplossingen moet standaard worden en we moeten eenvoudig inzicht kunnen krijgen in ons medisch dossier. De patiënt is echter niet degene die (direct) de financiële pijn ervaart van de gezondheidszorg.
Kostenbesparing
Wie ervaart de pijn dan wel? Zorgverzekeraars wellicht? Die betalen immers de zorgverleners voor hun werkzaamheden? In de praktijk zijn zorgverzekeraars op meerdere vlakken bezig met zorginnovatie. Het primaire belang van deze groep is echter kostenbesparing. Ze zijn bereid om te investeren, maar dan enkel wanneer een valide businesscase gecreëerd kan worden door bijvoorbeeld besparing op contacturen te realiseren of het efficiënter inrichten van de praktijk (het zorgproces?) van de zorgverlener. Deze kostenbesparing is meestal niet met harde cijfers te onderbouwen, waardoor de incentive voor de zorgverzekeraar ontbreekt.
De rol van de overheid
Ministerie van VWS dan? Zeker. Medio vorig jaar stonden de bladen nog vol met ‘Schippers trekt twintig miljoen uit voor e-health’. Het bedrijfsleven wordt tot op heden echter financieel gepasseerd. Er wordt gewerkt aan het oprichten van praatclubjes die ‘opschalingscoalities’ genoemd worden en investeringsfondsen kunnen onderling zes miljoen euro verdelen om het eigen investeringsbudget mee te verdubbelen. Ondersteuning van mooie initiatieven vanuit de ‘motor van de economie’ blijft echter uit.
Voortrekkersrol
Het ministerie van Economische Zaken, dé verstrekker van innovatiesubsidies, vervult ook al geen voortrekkersrol. Omdat de benodigde innovatie vaak relatief eenvoudig is, valt e-health buiten de boot. Innovatieprogramma’s zijn immers gericht op technische innovaties die significante ontwikkelings- en investeringsrisico’s met zich meebrengen. In mijn optiek ontbreekt het dus aan stimulerende maatregelen omdat e-health niet direct de pijn oplost van de specifieke beleidsmaker.
Betalen voor gezondheid
Waar veel e-health ondernemers aan voorbij gaan, is het feit dat het merendeel van de mensen géén patiënt is. We hebben in Nederland 17,1 miljoen mensen, terwijl we in 2014 maar 42.344 ziekenhuisbedden hadden. Aangezien e-health zich laat vertalen naar gezondheid, waarom zou e-health dan niet moeten gaan om de gezonde mens? Zijn we soms niet bereid om te betalen voor gezondheid? En is het niet raar dat we wel een woord hebben voor een zorggebruiker, namelijk: patiënt, maar niet voor u en ik die momenteel gezond door het leven gaan?
Pijn voorkomen
Als bewegingswetenschapper ben ik van mening dat e-health moet gaan om gezondheid. En aangezien we allemaal een andere invulling geven aan gezond, is de beste oplossing toegespitst op het individu. Hierbij doel ik niet op technologieën als Runkeeper gericht op prestatiebevordering, maar op het monitoren van gezondheid en persoonlijke interventies. Zou het namelijk niet geweldig zijn als de hartritmemeter die ik onmerkbaar draag een trendbreuk kan herkennen, vervolgens een hulpdienst oproept, waarna de hulpverlener door tijdig ingrijpen kan zorgen dat ik geen patiënt word? E-health zou pijn moeten voorkomen, nog voordat deze weggenomen hoeft te worden.
Erik van der Zeijden is bewegingswetenschapper en werkt momenteel als senior consultant bij subsidieadviesbureau Hezelburcht in Eindhoven.