De vorige keer beschreef Piet-Hein het sociaal domein van Gökmen T. >>
Een half jaar geleden mocht ik op een Zorg+Welzijn congres de ervaringswerkers Hans van Eeken en Marcello van den Anker interviewen. Van Eeken vertelde, zo begreep ik het, dat hij soms een hele middag bij mensen met stevige psycho-sociale problematiek gaat zitten. Dat mag u vrij letterlijk nemen. Hij komt binnen, gaat in gesprek, scharrelt wat mee rond in het huishouden en, en dit is het punt, hij gaat niet weg. Hij blijft. Gaat dus niet weg omdat de tijd op is. Op het congres met lichte grijns: ‘Ik doe mijn jas uit’. Vanuit de zaal kwam de voorspelbare vraag hoe dat dan betaald wordt.
Presentie-benadering
In het verhaal van Van Eeken weerklinkt de presentie-benadering die bij sociaal professionals op veel sympathie mag rekenen. Er zijn voor de mens die het moeilijk heeft, maar vooral er blijven, diens situatie verdragen, volhouden. Vertrouwen opbouwen, een relatie aangaan. Zowel op individueel niveau als in een buurt of wijk. Denk ook aan de huisarts, een verwante beroepsgroep, wiens kwaliteit sterk afhankelijk is van het lang ’meelopen’ met de patiënt. Ik ben zelden een professional tegengekomen die de succesfactor ‘continuïteit’ niet erkent.
Kind van de rekening
Het behoeft weinig betoog dat de manier waarop op lokaal niveau het sociaal domein georganiseerd wordt, juist die continuïteit het kind van de rekening is. Ik herinner me bijvoorbeeld een verhaal van hoogleraar Pieter Tops die een mooi boekje schreef over de Vogeltjesbuurt in Tilburg. Eén van de bewoners van die wijk had eindelijk vertrouwen gekregen in een hulpverlener, maar die organisatie verloor de aanbestedingsronde en de bewoner verdween weer uit beeld. Hier weerklinkt dat treffende gezegde dat vertrouwen te voet komt en te paard gaat. Er wringt duidelijk iets tussen enerzijds de behoeften van gemeenten om kosten te beheersen en wellicht ook vernieuwing de ruimte te geven – hoewel met het tweede vaak het eerste bedoeld wordt – en anderzijds dat belang van continuïteit.
Persoonlijke vraag
Maar wijzen naar marktwerking, aanbesteding, inkoop is slechts een deel van het verhaal. Het organiseren van continuïteit is ook een persoonlijke vraag. Antoinet Wijnakker werd in 2013 tot Sociaal Werker van het Jaar verkozen. En nu, zes jaar later, is ze dat nog steeds. En nog steeds in Cuijk. Wijnakker volgde Evalien Verschuren op, toen coördinator van een Centrum voor Jeugd en Gezin in de wijk Beijum in Groningen, en nu daar praktijkbegeleider. Ik noem ze omdat Wijnakker en Verschuren voor mij professionals zijn die continu ’present’ zijn in mijn ogen ook als een persoonlijk appél hebben opgepakt. Ze zijn de verpersoonlijking van continuïteit. Die eigenschap is weinig sexy. Past slecht in een tijd waarin voortdurend het belang van individuele ontwikkeling gepredikt wordt. Waarin de norm is dat je regelmatig van werkplek moet veranderen.
Heilige ego-project
Zeven jaar geleden interviewde ik voor het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken hoogleraar Gabriël van den Brink, inmiddels emeritus. Hij sprak toen over het ’heilige ego-project’ dat veel mensen, ook professionals in het publieke domein, van hun leven gemaakt hebben. En zei: ’Het schort in deze tijd aan uithoudingsvermogen’. Deze typeringen passen bijvoorbeeld mooi bij de zzp-isering die ook in de wereld van zorg en welzijn plaats heeft. Het grote aantal psychiaters in de geestelijke gezondheidszorg dat hun organisatie verlaat en voor zichzelf begint, vind ik het meest opvallend. De waardering voor professionals die vele jaren lang op hun plek blijven zitten omdat ze weten dat de mensen die ze ondersteunen juist daar baat bij hebben, is veel te laag.