De titel van deze blog is een citaat van Van Nijendaal. Hij legde aan ons uit dat er weliswaar per 1 januari 2015 veel geld en wettelijke bevoegdheden gedecentraliseerd zijn, maar dat de minister van WWS nog steeds ’stelselverantwoordelijk’ is. In mijn woorden: ook al spreek je af dat de gemeenten ’aan zet’ zijn, dan nog blijf je als minister aanspreekbaar voor het stelsel waarin gemeenten die nieuwe rol hebben. Van Nijendaal in het boek: ”Je kunt als Rijk taken gedecentraliseerd hebben en na verloop van tijd een ontwikkeling zien die met deze decentralisatie eigenlijk niet bedoeld was. Onverwachte neveneffecten.” Van Nijendaal ziet ’een beetje recentraliseren’, zo begreep ik, als een gegeven.
Decentralisatie
’Naar een betere organisatie van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering’, de brief die Hugo de Jonge op 7 november naar de Tweede Kamer stuurde, is een voorbeeld van wat Van Nijendaal bedoelt. Het ministerie zag, in de woorden van Van Nijendaal, ’ontwikkelingen die met de decentralisatie eigenlijk niet bedoeld waren’, bijvoorbeeld een tekort aan specialistische jeugdzorg En nu probeert het ministerie onder meer haar eigen fouten bij te sturen.
Participatiewet
Hetzelfde geldt, kun je zeggen, voor de reactie van Staatssecretaris Tamara van Ark op het SCP-onderzoek naar de participatiewet, een ander pijler onder het nog zo jonge lokaal sociaal domein. Dat onderzoek loog er niet om. Ook Van Ark wil ’een beetje recentraliseren’. De verplichte ’verplichte tegenprestatie’ is weer leven ingeblazen.
Bijsturingen
Over de inhoud van die bijsturingen kun je vervolgens met recht discussiëren, maar van ministeries verwachten dat ze helemaal niet meer meedoen, zal dan toch niet bedoeld worden. Wat je wel van Den Haag mag verwachten is dat de ingrepen bijdragen aan de geest van de decentralisatie van zorg en welzijn per 1 januari 2015. Dichtbij, levensbreed, vroegtijdig, het zijn principes die eind 2019, vijf jaar na de start van de grootste verbouwing van de verzorgingsstaat, alleen maar meer zeggingskracht hebben gekregen.
Publieke ongeduld
De vraag is vervolgens of de voorstellen vanuit Den Haag de afgelopen weken die principes belichamen. Wat in het gesprek daarover niet helpt, is het nogal massieve publieke ongeduld. ’Decentralisatie jeugdzorg mislukt’, dat soort teksten. Het is fatsoenlijk dat we niet verdragen dat kwetsbare mensen proefkonijnen zijn, maar wellicht is het tragische dat dat niet anders kan als je de ondersteuning van die mensen probeert te verbeteren.
Ik denk dat de decentraliseren/centraliseren dichotomie ZELF het probleem is. Er zijn gewoon verbanden tussen gemeenten en regio’s. Qua locatie, qua context, qua historie, qua cultuur, enz. We moeten daarom denk ik naar nieuwe taal: coöpereren/distribueren. De vraag is altijd: wat is voor iedereen gelijk, welke samenwerking is nodig (waarvoor) en welke autonomie geniet men.
Een voorbeeld: stel het gaat over stroom: dan is 220V voor iedereen gelijk, werken de netbeheerders samen om aan wisselende vraag te kunnen voldoen (en niet het hele lang vol palen te zetten) en zijn gebruikers autonoom als het gaat om het aansluiten van apparaten (zolang die samen niet meer stroom trekken dat de stoppenkast toelaat.
Het is niet moeilijk om zo’n oefening ook te doen voor jeugdzorg, voor (passend) onderwijs, voor WMO. Dus voor alle decentralisaties ….. pardon distributies :).
Als ik je goed begrijp, bepleit je een fundamentele ‘reset’ van de decentralisaties? Of is de ‘semantische’ herijking ook bruikbaar in de huidige situatie?