Het was de vooravond van de transities, de decentralisaties, van de invoering van drie nieuwe wetten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, participatie en jeugd, maar vooral de vooravond van de transformatie. Essentiële onderdelen daarvan: meer zelfredzaamheid, meer inzet van het informele netwerk, meer ondersteuning door generalisten in wijkteams, minder beroep op de (duurdere) tweede lijn. Iedere professional in het sociaal domein kan het rijtje inmiddels dromen.
Wijkteams
Januari 2019, vier volle kalenderjaren na de invoering van de nieuwe wetten, is de werkelijkheid een andere. Afgelopen week berichtte het CPB dat (1) het aantal doorverwijzingen naar (duurdere) professionele zorg in de periode 2015-2017 is toegenomen en (2) dat in gemeenten met wijkteams die doorverwijzingen veertien procent hoger lagen dan in gemeenten zonder wijkteams.
Moeilijk beheersbare kostenpost
Het is niet het eerste signaal dat er organisatorisch, met de wijkteams, weliswaar anders wordt gewerkt in het sociaal domein, maar dat die verandering niet leidt tot transformatie. Integendeel zelfs. In september werd ’De belofte van nabijheid’ gepresenteerd, onderzoek onder regie van de hoogleraren Duyvendak en Tonkens. In een interview met Zorg+Welzijn zeiden zij. ’Het beleid leidt niet tot wat er beoogd werd: minder professionele hulp. En dat was toch echt de bedoeling.’ Veel wethouders financiën kunnen daar over meepraten; het sociaal domein blijkt tot nog toe een moeilijk beheersbare kostenpost.
Meer ondersteuning
Duyvendak en Tonkens maakten in voornoemd interview een essentieel onderscheid tussen ’nabije professionals’ en ’meer zelfredzaamheid, minder tweedelijns hulp’. Het onderzoek van het CPB onderstreept opnieuw dat het eerste wel is gebeurd, maar het tweede niet. Daar kun je natuurlijk blij mee zijn; meer mensen krijgen ondersteuning die ze, volgens de inschatting van betrokken professionals, blijkbaar nodig hebben. Maar het was niet de bedoeling.
Te vroeg voor conclusies?
De reflex van transformatie-adepten is inmiddels voorspelbaar. ’Het is te vroeg voor conclusies’. ’Je hebt hier minimaal tien jaar voor nodig’. Divosa-voorzitter Erik Dannenberg zegt tegen Binnenlands Bestuur: ’Er moeten niet te snel afsluitende conclusies uit worden getrokken. Het CPB-onderzoek is een foto in een snel bewegende film van veranderingen. Gemeenten, en hun wijkteams, moeten de tijd krijgen om de grote stelselwijziging goed in te regelen.’
Paradepaardjes
Maar ook een tijdspad van tien jaar veronderstelt dat er gedurende die tijdsspanne vooruitgang is te zien. Dat er anno januari 2019 op z’n minst kiemen van bewijs zijn dat er in het nieuwe sociaal domein dankzij wijkteams ’transformatie’ plaats heeft. Die zijn er weinig. Je kunt momenteel wijzen op de wijk Ruwaard in Oss, het jongste paradepaardje, maar de grote problemen bij eerdere best practices in bijvoorbeeld Leeuwarden en Eindhoven stemmen sceptisch.
Doenvermogen
Wellicht is het realistischer de huidige praktijk als gegeven te beschouwen. Er zijn veel mensen in dit land die hulp nodig hebben om zich enigszins te kunnen handhaven, de caseload van wijkteams laat dat zien, het WRR-rapport over doenvermogen eveneens. Het idee dat er rek zit in de roemruchte informele netwerken wordt keer op keer door onderzoek ontkracht. De generalisten in wijkteams blijken vaak toch niet toegerust om mensen met hun specifieke hulpvragen te helpen.
De échte transformatie
Ondertussen zie je, stapje voor stapje, dat professionals in eerste en tweede lijn dichter op elkaar kruipen. Huisartsen, sociaal werk, wijkverpleegkundigen, specialisten ouderengeneeskunde, ggz, maar bijvoorbeeld ook ervaringswerkers. Dat gaat evenmin vanzelf, maar het ontwikkelen van een soepel functionerend professioneel netwerk in de dagelijkse omgeving van kwetsbare mensen kan weleens de echte transformatie blijken.