Mijn vader kwam terecht op een gesloten afdeling van een verpleeghuis. Het was een enorme overgang die hij niet kon bevatten. De afdeling was een totaal onbekende wereld van driehonderd vierkante meter, met huisgenoten die hij niet kende. Hier raakte hij zijn laatste beetje onafhankelijkheid kwijt.
Betuttelend
Mijn vader trok zich steeds meer terug in zijn kamertje. Hij begreep niet waarom de medebewoners zo merkwaardig deden. De verzorgenden vond hij lieve dames, maar betuttelend. Af en toe zei hij gekscherend: ‘Jullie doen net alsof ik een oude man ben, die niets meer kan. Mag ik ook nog wat zelf beslissen?’
Depressief
Na ruim een jaar op de afdeling sprak een psycholoog het vermoeden uit dat mijn vader, die altijd de zon achter de wolken zag, depressief was. Gezien de omstandigheden vond ik dat geen vreemde uitkomst. Uit de SCP-publicatie Gelukkig in een verpleeghuis? blijkt dertig tot vijftig procent van de ondervraagde verpleeghuisbewoners nog weinig zin te hebben in het leven.
‘Van mij hoeft het niet meer’
Na weer een hersenbloeding kon mijn vader nauwelijks nog praten en slikken. Dat was het moment dat hij tegen mijn moeder zei: ‘Van mij hoeft het niet meer’. Het verpleeghuis volgde in deze laatste fase het Love and care-beleid. Wat inhield dat ze stopten met de medicatie en het actief aanbieden van eten en drinken. Na 49 jaar huwelijk en tien jaar intensieve zorg kon mijn moeder niets anders doen dan lijdzaam toekijken en zijn hand vasthouden.
Euthanasiewetgeving
Deze laatste en zware fase moest mijn vader op eigen kracht doen. Versterven door uitdroging, heet dat. In Nederland, het land dat trots is op zijn euthanasiewetgeving, zijn wij namelijk van mening dat mensen met dementie geen recht hebben op een humane levensbeëindiging. Het zou moreel onaanvaardbaar zijn het leven van een weerloos mens te beëindigen die niet meer wilsbekwaam is.
Dus nee pap, jij mocht niet meer zelf beslissen. En wij ook niet voor jou.
Silke van Arum, senior onderzoeker bij Movisie.