De vorige keer vroeg Patty zich af: mag je een cliënt een kusje geven voor het slapengaan? >>
Het ergste was nog het lachje dat daarna volgde. Alsof ze het bewust deed en er stiekem van genoot, zo voelde het. En als ik haar aansprak, volgden de woorden: ‘Ik wil dood’.
Dwangmatig
Ik zag kenmerken van een depressie. Er waren dagen dat ze de hele dag in bed lag, totaal geen initiatief nam, zichzelf niet meer wilde verzorgen. Ik maakte een dagprogramma voor haar om te voorkomen dat ze de hele dag in bed zou liggen. Dit leek in eerste instantie goed te werken. Het programma resulteerde echter in er dwangmatig aan vasthouden. Als ik om 11.00 uur met haar zou wandelen, stond ze om 10.50 uur al helemaal zenuwachtig klaar, aanhoudend te tikken op de deur en non-stop mijn naam te roepen. Als ik ook maar één minuut later was, had ik de poppen aan het dansen. En soms, als ik niet op tijd was, deed ze diverse pogingen om zich om het leven te brengen. ‘Ik wil dood Patty.’
Onrust
Het wandelen was het enige wat ze nog enigszins leuk vond en daarom had ik het vaak op haar programma gezet. Er kwam alleen een moment dat zij zo dwangmatig werd dat ze de hele dag rondjes aan het lopen was in de kliniek. Ze putte zichzelf letterlijk uit. Ze moest haar onrust kwijt en wist zelf niet hoe ze er mee om moest gaan. ‘Ik ben zo moe, ik wil dood.’
Als een kind
Ik probeerde af en toe een groepsmoment met haar. Dit bleek niet te werken. Ze viel mensen aan en als er koffie met koek stond, propte ze in één keer de koek in haar mond en at zo gulzig dat ze niet te remmen was. Dit begon met zoetigheden en breidde uit naar al het eten. Ik moest naast haar zitten en haar als een kind behandelen: ik gaf een vork en ze moest eerst haar mond leeg eten voordat ze de volgende hap kreeg. Enerzijds werd ze boos, ‘Ik ben geen klein kind’, maar aan de andere kant deed ze wel wat ik vroeg. Ze werd wel steeds kieskeuriger, veel wilde ze niet meer eten. Dit in combinatie met het vele wandelen zorgde ervoor dat ze op den duur nog maar vijftig kilo woog.
Alles in extremen
Haar woordenschat ging achteruit. Het frustreerde haar dat ze wat wilde zeggen maar niet op de woorden kon komen. Deze frustratie eindigde weer in agressie en pogingen tot zelfmoord. Ik zag hoe mevrouw leed aan deze ziekte. Ze had haar emoties niet onder controle. Als zij boos op mij was, kon ze gerust bovenop me springen. Als ze verdrietig was, werd het een poging tot zelfmoord en jaloezie eindigde in agressie. Alles was uitermate extreem. Er kwam bezoek op de kliniek voor haar, haar zoon. Hij vroeg mij om even te praten over hoe het met zijn moeder ging. Terwijl ik hem sprak sprong zij opeens op en greep haar zoon bij zijn keel. Haar zoon werd bang voor zijn moeder. Hij verbrak het contact. Zij benoemde dat ze niemand meer had: ‘Laat me dood gaan Patty’.
Niet toerekeningsvatbaar
Niet passend in de psychiatrie, te intensief voor de psychogeriatrische zorg. Er leek geen geschikte plaats. Wat moest men met deze vrouw? Ze had een helder moment. Ze stond voor me en zei: ‘Patty, niemand wil mij hebben. En als ik zelfs mijn zoon aanvlieg… Laat me alsjeblieft doodgaan. Druk alsjeblieft een kussen op mijn gezicht, want euthanasie gaan ze toch nooit goed vinden.’ En dat klopt. Want mevrouw is niet toerekeningsvatbaar… Ze heeft frontotemporale dementie.