De laatste keer dat ik hem zag, was in de plaatselijke kroeg. Ik tikte mijn glas bier tegen het zijne. ‘Proost man. Hoe gaat het?’ Hij draaide zich naar me toe. ‘Het gaat goed. Een biertje, mooi weer, wat wil je nog meer?’ Hij glimlachte. Een paar weken later was hij er niet meer. Vaak denk ik terug aan deze dappere levensgenieter. Zelfs na zijn dood ontleen ik nog veel steun aan zijn bemoedigende levensinstelling. Als geen ander wist hij alles uit het moment te halen. Alsof gisteren en vandaag niet bestaan. Kijk dan, de zon schijnt. Alles is goed.
Kansloze missie
Ik werkte als begeleider op een weekendopvang voor jongeren met autisme en gedragsproblemen. Ik vond dat ik na deze uitvaart gewoon kon werken. De jongens hadden moeite met nieuwe begeleiders. Mijn grote verantwoordelijkheidsgevoel had mij in haar greep. Na de dienst stond ik te trillen op mijn benen. Ik probeerde wanhopig mijn emoties te reguleren door mezelf uit te dagen. Bij ieder treinstation probeerde ik me een stukje meer af te sluiten van mijn gevoel. Een kansloze missie. Alsof ik de tijd te snel af wilde zijn door niet op de klok t1q e kijken.
Aan de grond genageld
Eenmaal bij het huisje aangekomen, snelde Kevins moeder naar me toe. Haar Amsterdamse directheid bleef me verrassen. Haar ogen zochten de mijne. Ze leek mijn blik goed in zich op te nemen. Hoe het met me ging, of het me wel zou lukken dit weekend. Ze wendde zich vervolgens naar Kevin, pakte hem stevig bij zijn schouders vast. Haar blauwe ogen boorden in de zijne. ‘Ga je asjeblieft je best doen dit weekend Kevin? Wees lief voor Anke. Ze heeft iets heel ergs meegemaakt. Oké?! Begrijp je wat ik zeg?’ Ik weet niet bij wie ik meer wanhoop voelde. Bij moeder die zo graag door wilde dringen bij haar autistische zoon. Of bij Kevin, in wiens ogen ik grote vraagtekens zag opkomen. Wat moest hij hiermee? En ik stond me daar maar groot te houden. Aan de grond genageld. Ik forceerde een glimlach, alsof ik mezelf en de anderen wilde bewijzen dat ik alles onder controle had. Ze kwam naar me toe en omhelsde me. Toen liep ze weg.
Alles is goed
Samen met de jongens haalde ik een ijsje, een traditie op de vrijdagavond. Ze daagden elkaar uit, hadden plezier en maakten grapjes over akelige ziektes. Ik voelde een niet gekende boosheid in me opkomen. Ik stond even niet voor mezelf in en liep naar buiten. Na een poosje kwam Kevin naast me zitten. Hij keek me kort aan en we zwegen. Ik zocht met mijn gezicht de warmte van de avondzon. Hij kon me niet verwarmen. Toch was er iets in dat moment dat mij sterkte. Een sprankje hoop nestelde zich diep in mij. Alsof een stem me toesprak: Kijk dan. Voel de zon, alles is goed. Ik slikte mijn brok weg en draaide me om naar Kevin. Ik legde mijn hand kort op zijn schouder. ‘Kom, we gaan een haardvuurtje maken.’ Hij stond snel op. Of we dan nog wel marshmallows konden halen? Ik glimlachte. ‘Zoveel jullie willen.’