Lee hier meer blogs van Daan Vosskühler >>
Met het stofje welzijnswerk is dat binnen de agogische wetenschappen helaas niet het geval. Sterker nog: op geen enkele wijze is wetenschappelijk aantoonbaar wat de werking is van het welzijnswerk is in buurten en wijken. Zo kun je als opbouwwerker dag en nacht zwoegen om meer veiligheid en samenhang in een aandachtswijk te realiseren en één moord – als onvoorzienbare variabele- vaagt de inspanning van jaren in een klap weg. Daarom is een zekere zelfspot veel veldwerkers ook niet vreemd. Je moet wel een taaie bliksem zijn met een helder kompas om het werk met gedrevenheid te blijven doen.
Als je interventies op hun effect gaat analyseren, kom je hoogstens tot ‘waarschijnlijkheden’, nooit tot harde feiten. De weinige theoretici binnen het vakgebied van welzijn maken dankbaar gebruik van deze ‘zachte’ wetenschap om steeds met nieuwe speeltjes op de markt te verschijnen. En dat noemen we dan innovatie of welzijnswerk nieuwe stijl.
Neem het begrip Burgerkracht. Wat is burgerkracht? Hoe moet je het operationaliseren? Ik zal een poging wagen: b(urgerkracht)=e+m². De ‘e’ staat voor educatie, de ‘m’ staat voor maatschappelijke bevlogenheid en inzet. Deze gecombineerd wekken de enorme energie op die nodig is om wijkcentra en buurthuizen met zelfbeheer nieuw leven in te blazen, nu de overheid haar handen er steeds meer van aftrekt.
Maar juist in de kwetsbare wijken van Nederland is het met die ‘e’ niet zo best gesteld. Ziet u de familie Tokkie al een brief schrijven aan de wethouder of zich verdiepen in de werking van de gemeentedienst die over de aanleg van een sportveldje gaat? En dan de ‘m²’ , als je het hoofd maar net boven water houdt, speelt die zich per definitie af binnen de kleine kring soortgenoten die aan het eind van de maand bij jou koffie komt drinken, omdat ze deze zelf niet meer kunnen betalen.
Bestaat die Burgerkracht dan helemaal niet? Natuurlijk wel, we hebben immers een gouden formule, en zoeken het bewijs gewoon in een andere maatschappelijke laag. In de actiegroep waarin ik zit, die ijvert voor een nieuw bovenwijks ontmoetingscentrum met bibliotheek in zelfbeheer, werkt de formule als een tierelier. Alle kernleden zijn hoog opgeleid (e+), hebben een netwerk van hier tot Tokio, en plassen niet van spanning in hun broek als ze – actievoerend- op de nieuwjaarsreceptie van de gemeente de burgemeester 10 minuten aan de praat houden. Met onze maatschappelijke bevlogenheid is ook niets mis. We constateren zelfs dat onze inspanning zich direct uitbetaald met kennis, inzicht, nog bredere netwerken, veel complimenten uit de politiek (we passen exact binnen het nieuwe welzijnswerk) én heel veel lol, als we successen behalen.
Kortom, Burgerkracht bestaat! Maar is wel vrijwel exclusief voorbehouden aan de groep die overdag niet naar het wijkcentrum komt voor een beetje broodnodig contact. En zo is de cirkel weer rond…..
Daan Vosskühler (1948) werkt als projectleider voor Stichting BottomUp Onderzoek en Advies. Hij houdt zich al meer dan 30 jaar als onderzoeker bezig met de vraag hoe welzijnswerk een vitale en patroondoorbrekende werksoort kan zijn in een land waar onderwijs, welzijn, veiligheid en bestuur hardnekkig categoraal blijven denken en werken.
Natuurlijk helpt het als hoger opgeleiden de kar gaan trekken wanneer professionals het (moeten) laten afweten. Zij kunnen helpen om de financiën vanuit gemeenten richting Sociaal Werk vraaggericht i.p.v. aanbodgericht in te gaan vullen. Maar zij kunnen ook hun buren (die dan volgens jou, Daan, minder begaafd zijn en zelfs Tokkies heten….) helpen hun hulp-vraag te formuleren. Ze zitten immers nog dichter op die buren dan de opbouw/straathoek-werker. En hun opleiding (als die dan toch hoger is…) helpt hen weer subtiel, motiverend, maar inderdaad vrijwillig die buren op weg te sturen naar sociale aansluiting. Zelfs voorbeeldgedrag werkt als je dan toch sneeuw gaat ruimen…….!
Exact de spijker op z’n kop, Cees.
Het succes van de opbouwwerker kun je bij wijze van spreken afmeten aan de mensen die als buurtkader verloren gaan, door hun vertrek naar sociaal economisch sterkere wijken.
Ik moet denken aan een experiment in het westen van het land: mentoren, zelf langdurig werkeloos, maar begenadigd met veel sociale betrokkenheid en een ‘ongeschaafd’ professonalisme, kregen een laptopje en gratis telefoon, om thuis een ‘kantoortje’ in te richten en vraagbaak te worden voor ‘soortgenoten’, die bleven hangen in de bak ‘onbemiddelbaar’ van het CWI…en wat denk je, …ze gingen als een speer..adviseerden, gingen mee naar schuldhulpverlening, vonden toffe vrijwilligersbanen…en ga zo maar door…tot het project filpte….omdat 75% van de mentoren binnen een jaar…een reguliere baan had gevonden!
Of moet je zeggen: project geslaagd en dus opgeheven. Het is allemaal zo triviaal in de ‘macro-welzijnswerk ‘nieuwe stijl’ discussie’. Wat vergeten wordt is het gedetailleerd in kaart brengen van de werking en de successen die het opbouwerk behaald.
Maar als CDA topman Wijffels tijdens een gastcollege op een HBO Social work de aanwezige studenten dringend adviseert een andere studierichting te kiezen, omdat ….’welzijnswerk een gelopen race is, en op de nominatie staat geheel te verdwijnen’ dan weet je wat de vreldwerkjers tussen nu en 2015 te wachten staat. De ongenuanceerde, verwoestende afbraak van basisvoorzieningen voor de weinig redzamen in onze samenleving. Ze zijn daar bij het CDA kennelijk wat er in de Bergrede staat!
Hou je haaks!!
Ik denk gelijk aan Pavlov; het lijkt logisch dat initiatief, inzet van netwerk en bestuurskracht komt uit een maatschappelijke laag die misschien niet op de eerste plaats de doelgroep vormt van het welzijnswerk.
In sommige wijken ontbreekt echter die maatschappelijke midden- en bovenlaag bijna helemaal. Bij gebrek daaraan is welzijnswerk misschien wel altijd nodig. Ironisch is dat in de oude wijken het bijna niet lukt kader te kweken voor die besturskracht. Mijn ervaring is dat bewoners die klimmen op de sociale ladder (ook door sociale programma’s) de wijk verlaten. Investering niet voor niets geweest, maar de wijk heeft er niets aan.
De paradox van het succes van sociale programma’s.
Hallo Daan,
toch nog even de toevoeging dat het in Helmond goed lukt wijkhuis de brede school De Fonkel te laten functioneren onder een bestuur wat bestaat uit vrijwilligers uit de Binnenstad. En zo zijn er heus meer mooie voorbeelden van hoe burgerkracht wel degelijk kan werken. Desalniettemin is een kritische kijk op de hele materie nodig om de discussie van de rol van ’t welzijnswerk levend te houden.
Dag Tineke, natuurlijk heb je gelijk, wat betreft de informele , spontane initiatieven van buurtbewoners, godzijdank vormen die het hart van een wijk, alleen…gaat mijn blog over de afbraak van de centrale ontmoetingsplekken in de wijk, die dreigen te verdwijnen. En geloof me de meeste welzijnswerkers (veldwerkers, althans) staan met beide benen in de buurt en hebben nog nooit een ivoren toren beklommen…..dat laten ze liever over de midden en hogere segmenten van hun welzijnsorganisatie! Maar ..respect voor jouw bericht!
Beetje jammer dat hiermee wijkbewoners (wonen welzijnswerkers in ivoren torens?) tot onopgeleide niet betrokken burgers worden gedegradeers. Burgerkracht gaat niet alleen over deelnemen aan georganiseerde activiteiten in ’t wijkcentrum. Het gaat ook om oog hebben voor de buurman die zijn eigen stoep niet sneeuwvrij kan maken en een boodschap meebrengen voor de buurvrouw die slecht ter been is. Welzijnswerkers zouden meer de bestaande kaders los moeten laten en niet denken vanuit bestaande voorzieningen en activiteiten, maar vanuit dagelijkse eenvoudige behoeften van burgers en daarin mensen stimuleren zorg te vragen te dragen voor elkaar.