De meiden staan ongegeneerd te giechelen aan het hek, terwijl de jongens uit de groep met stoere praat indruk proberen te maken. Wanneer de bouwvakkers even zwaaien of een praatje komen maken, zijn ze allemaal dolgelukkig.
Mannenpraat
Als ik naar buiten loop, zie ik de jongens uit de groep heen en weer staan wiebelen bij het hek. Er wordt flink gelachen en er zijn rode wangen te zien. Als ik dichtbij genoeg ben kan ik uit het kabaal de zinnen opmaken. ‘Van die knappe vrouwtjes zeker. Blonde haren, strakke shirtjes, en van die grote …..’ Michael giechelt zo hard dat ik de laatste woorden van zijn zin niet kan verstaan.
Ik zie bouwvakker Koen met een schuin oog naar mij kijken en bewust zijn antwoord kiezen. Michael merkt het en kijkt snel achterom. Als de jongens mij zien, worden hun wangen nog roder. ‘Dat was eigenlijk niet voor jouw oren bedoeld, jij bent een dame!’ roept Michael snel.
‘Als het niet voor mijn oren geschikt is, is het denk ik sowieso niet geschikt voor op de boerderij,’ antwoord ik rustig maar duidelijk. Hij knikt heftig en zowel de bouwvakkers als de jongens lachen ongemakkelijk. ‘Nou euhm, we gaan maar weer eens door euhm, doei mannen!’ mompelen de jongens snel.
Toekomstplannen
Bouwvakker Koen is al snel favoriet. Als we met de groep een gesprek over de toekomst hebben, wordt dit extra duidelijk. Menno vindt het soms moeilijk om in de groep te vertellen, maar als hij een paar losse woorden laat vallen kan iedereen raden wat hij wil worden. ‘Nou, gewoon boren, tillen, timmeren, koffie.’ ‘Hij wil bouwvakker worden!’ roept de groep uitgelaten.
‘Ja, dat ja.’ Menno denkt even na en gaat dan verder: ‘En ik wil dan gewoon blond haar. Groene ogen, denk ik. Spieren.’ ‘Wil je zoals Koen worden?’ vraag ik. Menno knikt uitgelaten. In zijn belevingswereld kan je er later ook uitzien als degene die je graag zou willen worden. We hebben regelmatig gesprekken over wat wel echt zou kunnen en wat niet, maar vandaag geven we Menno alleen een groot applaus voor het vertellen tijdens zijn beurt.
Koffiezetten
Ieders favoriete activiteit in de pauze is koffie zetten voor de bouwvakkers. Er wordt dan een grote thermoskan binnengebracht die de jongeren bij de koffiemachine om de beurt mogen vullen. Op vaste tijden houden ze vol spanning de voordeur in de gaten en vliegen ze op zodra de bouwvakkers eraan komen. Na een aantal weken koffie zetten en elkaar helpen kan iedereen dit zelfstandig. De jongeren letten ondertussen goed op of de kan schoon is én of de bouwvakkers hem wel goed leeg hebben gedronken.
‘Heb je hem wel gevuld?’, vraag ik op een dag verbaasd aan Sil. ‘Nee, ik ga hem echt niet leeggooien en vullen, hij is nog half vol! Ik heb dan wel een beperking, maar ik ben niet gek. Ze drinken hem maar mooi eerst leeg. We gaan geen goede koffie weggooien.’ Met een glimlach kijk ik toe hoe hij vol overtuiging terug naar buiten stapt, op de mannen af waar hij zo van onder de indruk is. Inderdaad. Ze zijn uniek, maar zeker niet gek.