De vorige keer blogde Teun over hoe sociaal professionals willen voldoen aan de waanbeelden van de gemiddelde bobo >>
Sinds begin dit jaar kunnen vluchtelingen die in Oldenzaal in een leeg huis komen wonen en mensen met een chronisch gebrek aan geld, aankloppen voor huisraad. Je kent het wel. Op afspraak langskomen en zelf dingen uitzoeken. Spullen die tegen dieselkosten bij hen thuis worden afgeleverd. Gebeurt al op veel plekken in Nederland. Niets nieuws onder de zon. Maar nu heb ik er zelf dus een.
Wat begon als een experiment om te kijken of er überhaupt vraag en aanbod is, groeide binnen een paar maand uit tot een volwaardige tweedehands zaak. Mooi resultaat, maar wat ik veel interessanter vind, is dat het sociologisch gezien een goudmijn is. Alleen al hoe een lege, kille hal langzamerhand kan transformeren tot een plek waar schijnbaar van zelf allerlei rare en mooie dingen gebeuren.
Zo hebben de vrijwilligers van de klussendienst die mij hielpen met de inrichting, inmiddels de toko voor de helft overgenomen. Elke week ziet het er daarom weer anders, netter en gestructureerder uit. Stellingkasten langs de wanden, gangpaden tussen de meubels door, keukengerei gesorteerd in bakken. Ze hadden besloten om mijn persoon op deze voor hen kritieke punten zo veel mogelijk buiten het organisatorisch proces te houden. No offense, maar anders komt het niet goed, vond een 70-jarige pensionado, ‘Dat is niet persoonlijk bedoeld, Teun’. None taken.
Ook weet ik sinds een paar weken hoe smaken kunnen verschillen. De praktijk wijst uit dat vluchtelingen uit de Arabische wereld van wit meubilair houden. En dat Syriërs niets moeten hebben van onze salontafels. Niet omdat ‘onze tafels’ niet goed zouden zijn, maar omdat ze in de weg staan. Syriërs zitten immers op een groot kleed in de woonkamer. Met banken en stoelen langs de randen. Een collega van het vluchtelingenwerk met wie ik samen optrek vertelde mij dat.
Maar ook bij onze van oorsprong Nederlandse klanten valt er veel te ontdekken. Een gezin dat door een jeugdzorginstantie op straat was gezet vanwege overlast, ging nou juist weg met de zithoek waarvan ik had gedacht dat deze door Irakezen zou worden uitgekozen. Het model dat je kent van de promotiefilmpjes in de aanloop naar de Golfoorlog. Saddam Hoessein, zittend op een spuuglelijk bankje met geborduurde bloemen en met goudkleurige poten. En dat hij een kind dat een liedje voor hem zingt in de wangetjes knijpt. Zo’n bank. ‘Dat maakt de woonkamer net even af’, blaft manlief tevreden.
Tijdens het scharrelen in de loods met al die verschillende mensen worden mijn eigen aannames over ‘hoe het hoort’ of ‘hoe het zou moeten zijn’ stelselmatig onderuit geschoffeld. Gezond als je met mensen werkt. Wat over blijft is: ‘wil je het hebben? Neem maar mee’, of ‘Wil je het niet hebben, ook goeie vrienden’ en ‘Wil jij het zo organiseren? Doe maar dan’.
Het loslaten van de controle over wat er allemaal om me heen gebeurt en het stoppen met het hebben van gedachtes over hoe mensen hun leven aanpakken; het levert mij veel energie op. Het begint van een afstandje te lijken op een levensfilosofie. Ik heb hem nog niet volledig omarmd. Hier en daar schiet ik nog wel eens in oude reflexen. Maar het beweegt zich langzaam die richting op.
Gelukkig wordt ik scherp gehouden door de hulpverleners die mijn klanten in hun kielzog meenemen. De plaatsvervangende schaamte die hen overvalt wanneer hun cliënt roept dat hij mijn stoelen niet mooi vindt. De smekende blikken, het gepeuter en geduw om hem er toch een te laten meenemen. ‘Maar hij zit best lekker’, spint de begeleider uit de GGZ, ‘en je kunt hem ook best goed gebruiken. Echt hoor. Neem nou maar mee.’
Messcherp houdt het me. Het is een spiegel waarin ik zie hoe ik zelf liever niet behandeld wil worden. Ik heb geen beter alternatief. Maar ik blijf er naar op zoek.
Ah! Mooi stukje, ben momenteel met t zelfde bezig in 033, herken wat je schrijft. De vitrinekast is hier n hot item onder "mijn" Eritrese statushouders.