De vraag die zich inmiddels ook her en der aandient, of ook de OGGZ actiever de wijken in moet, zou ik vooralsnog dan ook ontkennend willen beantwoorden. Kijkend naar ons eigen team, kan ik stellen dat we in onze regio op zeer uiteenlopende plekken geweest zijn en nog steeds komen om bezoeken aan cliënten af te leggen.
In garages en schuren in allerlei soorten wijken, op afgelegen boerderijen, in tenten langs de spoorlijn, in kasten van huizen in sjieke buurten, in caravans bij mensen op het erf. Maar toch vooral in de na-oorlogse laagbouw van de zogenaamde plaatselijke volkswijken en in de stedelijke hoogbouw uit de jaren vijftig en zestig. Over die wijken is veel te zeggen qua sociaal-economische omstandigheden, maar onbereikbaar voor hulpverleners zijn ze mijns inziens niet. Zeker niet als belangrijke wijkspelers zoals het maatschappelijk werk, de wijkagenten, het sociaal-cultureel werk, de wijkverpleging en de woningcorporaties samen op kunnen trekken. Dat vele andere partijen, de OGGZ incluis, bekend moeten zijn bij deze eerstelijns-betrokkenen, spreekt in althans onze regio doorgaans voor zich.
Natuurlijk handelt de OGGZ als dat gewenst is door voorliggende partijen, maar voor de mensen om wie het gaat, is het toch altijd nog normaler om een wijkwerker van het maatschappelijk werk aan de deur te krijgen dan een bemoeizorger. Als wijkbewoner kan het immers ook in zichzelf al van waarde zijn om als zodanig gekend te worden. Dat sociale en maatschappelijke verbanden verbanden onder druk van de toegenomen welvaart en individualisering zwakker zijn geworden, zien we terug onder onze cliënten: mensen die zich misschien vroeger best hadden kunnen redden in toen nog meer vanzelfsprekende netwerken (al dan niet in de wijk), staan er nu soms alleen voor. Bemoeizorg kun je wellicht ook bezien als een uitingsvorm daarvan: vroeger zorgde je zelf een beetje voor de buurvrouw, nu meld je haar aan bij bemoeizorg. Anderzijds, dat dat gebeurt (het aantal particuliere meldingen mag er zijn), kan evengoed getuigen van betrokkenheid, maar dan in een ander jasje.
Hetzelfde geldt voor de hoge mate van betrokkenheid die we ervaren bij vertegenwoordigers van instanties die wijkgericht werken en meldingen uit ‘hun’ wijk bij ons doen. Dat zij zo goed thuis zijn in hun wijk straalt af op de andere partijen en dat is erg waardevol. Ook voor de OGGZ. Hoewel we zelf binnen bepaalde wijken intussen ook behoorlijk thuis zijn, organiseren we onszelf vooralsnog niet via wijkteams. Als het rendabel wordt om per wijk een eigen bemoeizorgteam te hebben, dan lijkt het toch tijd om de noodklok te luiden. Bemoeizorg zet je in als mensen via de voorliggende kanalen niet (meer) te bereiken zijn. We moeten dus bekend zijn bij de mensen die signaleren om vervolgens zoveel mogelijk met hen en met onze cliënten samen te kijken naar oplossingen in de buurt. Dat is ook wijkgericht werken!
Astrid Bosman (1973) is maatschappelijk werker en sociologe. Zij is onder meer werkzaam geweest in de jeugdhulpverlening en de dak- en thuislozenopvang. Nu is ze namens een instelling voor Algemeen Maatschappelijk Werk actief in een OGGZ-team. Astrid heeft Vooral affiniteit met OGGZ-doelgroep en de beleidsvraagstukken rondom de organisatie van zorgprocessen en logisch handelen.
Zijn deze ideeen wel zo nobel zoals ze worden gepresenteerd? Is het niet het verhullen van verkilling van de maatschappij? Alles wat voorheen hoorde bij normaal leven wordt nu uit elkaar getrokken en opgedeeld in werkvoorzieningen: oppas voor kinderen, opvoeding van kinderen, zorg voor ouderen, zorg voor zieken, luisteren naar mensen.. In een gezonde wereld zijn dit soort constructies niet nodig, maar in deze kunstmatige wereld is er niets natuurlijks aan deze vercommercialisering van aandacht.
Ik ben Pieter Bas Veen mede oprichter van Zes op maat Zwolle. We bestaan nu ongeveer drie jaar en zijn een kleinschalig bureau die woonbegeleiding, maatschappelijke ondersteuning, zelfstandigheidtrainingen geven en gezinsondersteuning bieden. Waarom reageer ik? Wij zijn dus zon bureau die vanuit de wijk opereren, met een klein team (met zijn tienen zijn we), korte lijnen en waar medewerkers zelf verantwoordelijk zijn voor het uitzetten van zorgtrajecten maar ook voor de uitvoering. Buiten het feit dat het efficient werkt heeft iedereen weer zin in het werk. Geen poes pas, gewoon aanpakken!!
Het blijkt dat er veel vraag is naar deze manier van werken. We groeien wel maar doen dit door ons produkt te franchisen waardoor kleinschaligheid, maar vooral de visie en missie van de organisatie gewaarborgd blijft.
Ik kan u verhaal dus bevestigen, er is veel vraag naar kleinschaligheid waar iedereen weer als individu (werker als hulpvrager) wordt behandeld.
Ik verwijs u graag door naar onze website,
http://www.zesopmaat.nl
Met vriendelijke groet,
Pieter Bas Veen