Alle partijen; overheid, zorgverzekeraars, zorgaanbieders en uiteraard zorgvragers, hebben vraagsturing hoog in het vaandel staan. Maar mooie woorden zijn niet genoeg. Door het beleidsstreven van vraagsturing schieten diverse partijen in de angstklem van de vrees voor een ongebreidelde groei van de zorgvraag. De gedachte is dat als het aan de zorgvrager wordt overgelaten, er een onbeteugelde hang ontstaat naar meer, meest en duurder. Deze angst manifesteert zich in de politiek die garanties wil in de vorm van nieuwe vormen van kostenbeheersing. Het ministerie van VWS zoekt angstvallig naar wegen om aan deze politieke wens te voldoen, daarbij de hete adem in de nek voelend van collega Financiën. De zorgaanbieders vrezen de eisende patiënt die geen ‘ nee’ accepteert en waaraan zij op basis van budgettaire grenzen niet kunnen voldoen. En de zorgverzekeraars worden primair aangedreven door een streven naar kostenbeperking en risicoselectie.
Vraagsturing veroorzaakt een vlies voor de ogen waardoor er geen helder beeld van de werkelijkheid bestaat. De realiteit is namelijk niet dat zorgvragers alsmaar meer zorg vragen waardoor het onbetaalbaar wordt. Nee, we moeten ons realiseren dat de Nederlandse bevolking groeit, dat door vergrijzing de groep zorggebruikers in intensiteit groeit en dat door uitbreiding van de medisch-technologische mogelijkheden het aanbod groeit. En dat houden we met z’n allen niet tegen. En niemand wil dat tegenhouden, want we willen kinderen, we willen ouder worden en we willen een staaroperatie op 80-jarige leeftijd om te blijven internetten. Punt.
Dus we moeten accepteren dat de gezondheidszorg zal groeien en daarmee de uitgaven. De enige verantwoorde opstelling hierbij is dat we de kosten voor de gezondheidszorg beschouwen als een maatschappelijke investering in een gezonde en actieve bevolking. Die bevolking genereert vervolgens een maatschappelijke activiteit en productiviteit die weer borg staat voor de bekostiging van de gezondheidszorg. Zo is de cirkel rond. Bij de overheid, die het pakket van de noodzakelijk en collectief gefinancierde zorg vaststelt, hoeven nu niet opeens alle remmen los, maar de huidige schaarste maakt wel duidelijk dat we af moeten van dat Hollandse benauwde kruideniersgedrag. De zorg mag wat kosten en dan heb je ook wat.
Bekostiging van de zorg brengt ons bij de rol van de zorgverzekeraars. Deze partij wordt in alle overheidsnota’s op het fluweel geplaatst. De zorgverzekeraars behartigen in deze gedachtegang de belangen van hun verzekerden door de ontwikkeling van een vraaggestuurd inkoopgedrag. Nou, zo ver is nog lang niet. Vooralsnog bestaat voor zorgverzekeraars de belangrijkste drijfveer uit risicomijdend gedrag door het beperken van de kosten. Dat is hen niet kwalijk te nemen, omdat zij door de verzekeringsystematiek daartoe aangewezen zijn.
Maar als het erom gaat dat zorggebruikers, en met name chronische patiënten en mensen met een handicap, de zorg moeten krijgen die hen toekomt, dan past daarbij niet het gedrag van een zorgverzekeraar die alleen maar op kostenbeperking is gericht. Die zorggebruikers hebben recht op zorg die kost wat het kost. Eventueel moeten zorgverzekeraars hiervoor financiële compensatie krijgen zodat er geen risicoselectie achter de voordeur hoeft plaats te vinden. Pas dan kan er sprake zijn van een gedeeld belang van verzekeraar en verzekerde; samen voor gepaste zorg. Op dit punt heerst er optimisme door de plannen voor de nieuwe algemene zorgverzekering. Ere wie ere toekomt, deze minister en dit kabinet hebben een belangrijke basis gelegd voor de volgende kabinetten. De hoofdlijnen zijn gebaseerd op behoud en versterking van de solidariteit in het stelsel. Als die hoofdlijnen worden doorgezet kunnen we mogelijk in 2010 belanden in de gewenste situatie dat de gezondheidszorg tot stand komt op basis van de zorgvraag.
Centraal staat de primaire relatie van zorgvrager en zorgverlener. Daar hoeven anderen zich zo min mogelijk mee te bemoeien, want de zorgvrager is koopkrachtig en geïnformeerd. In de AWBZ (of hoe het in 2010 ook heet) beschikt de zorgvrager zelf over een budget en koopt de gewenste zorg in. Zorgverzekeraars worden door deze koopkrachtige zorgvragers aangescherpt tot kwalitatief goed zorginkoopgedrag want anders verliezen zorgvragers interesse in hun ‘zorg in natura’. En in de cure? De patiënt is vrij in zijn keuze voor arts en zorgverzekeraar. Stemmen met de voeten is een reële optie door een uitgebreider aanbod en door transparantie en informatie. Voor de doemdenkers stellen we nogmaals vast dat dit keuzegedrag niet automatisch leidt tot overconsumptie en prijsopdrijving. Niemand wil meer zorg aan zijn lijf dan noodzakelijk. Je wil wel de zorg die bij je past en dat kan in veel gevallen inhouden dat je kiest voor minder of zelfs geen zorg.