Binnen Amsterdam komen de ontwikkelingen van de laatste jaren bij elkaar. Het onderzoek naar ‘Monster van Frankenstein’, doelend op de zorg rondom kinderen, genereerde het rapport ‘Systeem in Beeld’. Daarin zijn een aantal conclusies getrokken met betrekking tot het soms gebrekkig functioneren van de zorg rondom complexe gezinnen. Met name de patronen die het systeem met zich mee brengt bij instellingen, financieringssystemen, politieke druk en natuurlijk de complexe samenleving springen er uit. De uitkomsten van dit onderzoek hebben een directe invloed op de MPG aanpak zoals die nu ontwikkeld wordt.
Het onderzoek heeft inzichtelijk gemaakt dat veelal niet zo zeer de vraag van het gezin centraal staat, maar vooral de drijfveren van de gehanteerde methode en vooral de ruimte die de hulpverlener krijgt om de hulpvraag te beantwoorden. Uit de diepgaande analyses die gemaakt zijn van een aantal gezinnen waarbij alle interventies van de afgelopen jaren in beeld zijn gebracht is een heldere conclusie te destilleren. ‘Daar waar een hulpverlener, een professional, het lef heeft om de grenzen te verleggen en wat verder te gaan dan wat eigenlijk kan, daar worden de echte successen geboekt’.
Dit is uit te leggen met een voorbeeld. Er is gezin met door Bureau Jeugdzorg geconstateerde opvoedingsproblematiek. Een werker van Altra krijgt de casus en een doel is adequaat leren corrigeren. De ouders ervaren echter in directe zin een ander probleem, er is namelijk een probleem met de uitkering. Als een klant dit aangeeft dan dient de hulpverlener feitelijk te verwijzen naar de Dienst Werk en Inkomen.
Voor veel klanten is het echter lastig om zelfstandig de weg te vinden in het woud van instanties en regels. Onze hulpverlener kiest er soms voor om mee te gaan met de klant en kan in één gesprek de juiste dingen op tafel leggen zodat het DWI snel de zaak kan regelen. Het is een kwestie van de juiste taal spreken en vooral de juiste papieren meenemen en van te voren de zaak ordenen. Dit kost natuurlijk wel een aantal uren werk.
Als manager kan ik op twee manieren omgaan met deze actie. Ik kan het standpunt innemen dat onze hulpverlener dat niet moet doen, want daar hebben we geen middelen voor of ik kan deze actie toestaan. Mijn uitgangspunt is regelmatig het laatste omdat er door de praktische interventie de spanning met betrekking tot het geld weg wordt weggenomen en er ruimte ontstaat om te gaan opvoeden. De draagkracht (geld) van het gezin is vergroot en de draaglast (spanning t.a.v. geld) is verkleind. Indirect draagt de hulpverlener van bij aan het realiseren van het doel, adequaat leren corrigeren.
Had de hulpverlener dit niet gedaan dan zou het zo kunnen zijn dan het gezin de deur had dichtgedaan omdat de feitelijke hulpvraag die het gezin zelf ervaart, financiële nood, niet wordt beantwoord. In vaktermen staat er dan in de rapportage: ‘gezin niet gemotiveerd voor hulp’. Het gezin is wel gemotiveerd voor hulp alleen de geboden hulp is niet datgene dat een gezin graag wil. Pas na het oplossen van het financiele vraagstuk, is er ruimte voor de volgende vraag: help mij een betere opvoeder te zijn.
De MPG aanpak gaat een stap verder, er wordt een plan gemaakt voor een gezin en met een gezin. Voordat het hele circus van instellingen en hulpverleners er mee aan de slag gaan wordt vastgesteld wat er van alle betrokken verwacht wordt en wat vooral ook niet. In dit voorbeeld krijgt het DWI dus zelf de opdracht het financiele probleem versneld op te lossen. Onze hulpverlener hoeft dat niet meer te doen.
Indien instellingen elkaar tegenwerken of niet datgene doen dat is afgesproken dan is er de mogelijkheid de hulpverlening alsnog op elkaar af te stemmen door de situatie te escaleren naar een hoger management of bestuurlijk niveau. In het ergste geval tot de burgemeester aan toe. Voor de hele moeilijke gezinnen komt er dus één plan met als doel de problematiek te laten afnemen. Het mooie is dat er als het nodig is een gezinscoach kan worden toegewezen. Deze hulpverlener mag ook mee gaan naar het DWI of de school of naar alle andere instituten.
Ik schat in dat de komende periode vooral gekenmerkt zal worden door constateringen dat alle factoren die inwerken op het gedrag van instellingen en hulpverleners weerbarstig zijn. Doordat hier nu direct inzicht in gaat ontstaan kunnen vooral bestuurders, zowel politieke als van organisaties de handen ineenslaan om structuren zo aan te passen dat de vraag van de gezinnen en kinderen centraal blijft staan. Uiteraard dient deze vraag dan wel overeen te komen met de maatschappelijk geaccepteerde normen en waarden.
Gezamenlijk dienen al die bestuurders, managers en alle andere mensen maar één doel, namelijk: het contact tussen de klant en de hulpverlener mogelijk maken en zorgen dat dit contact leidt tot een verbetering in de leefsituatie van ouders en kind.
Jacko van der Meulen (1971) is werkzaam als regiomanager bij Altra, een organisatie voor geïndiceerde jeugdzorg en speciaal onderwijs actief in de regio Amsterdam. Zijn werkervaring ligt op het terrein van jeugdzorg, LVG problematiek en arbeidsmarktbeleid in het publieke domein.
(deel-2)
Deze ractie heb ik geplaatst omdat ik inderdaad al ruim 10 jaar met die methode werk. Voor mij geeft dit (weer) eens aan dat er “van boven af” niet naar de werkvloer word gekeken/geluisterd. Werknemers in de zorgsector geven al jaren aan dat het anders moet en vooral dat het ook anders kan. Als er een betere communicatie zou bestaan tussen de verschillende zorginstellingen, had er geen onderzoek hoeven plaatsvinden en had dit artikel niet eens geplaatst hoeven worden. Zorginstellingen (vooral de groten) vinden het nog steeds erg moeilijk om een ander een kijkje in hun “keuken” te laten nemen, bang dat dingen worden overgenomen ingepikt of gekopiëerd. De mensen op de werkvloer weten met wie ze werken en wat ze nodig hebben. Vaak komt dit niet of niet goed genoeg van de grond omdat ze tegen en gigantische bureaucratistenberg oplopen. Stel je toch eens voor dat de werker iets zou doen wat niet in zijn boekje staat, stel je voor dat de werker een ander in het vaarwater zit enz. enz… Ik vind dat je op deze manier andere hulpverleningsinstanties scherp kunt houden en dat je dan met recht kunt zeggen dat je er voor je cliënt bent! Mijn ervaring in de hulpverlening is dat je van alle markten thuis moet zijn, multi methodisch en multi systemisch!
Wat mij het meest verbaast aan bovenstaand artikel is dat ze hier een onderzoek van 2 jaar aan hebben besteed. Ik heb 7 jaar op een woonbegeleiding in de verslavingszorg gewerkt en heb het 7 jaar op de manier gedaan zoals hierboven staat beschreven. Nu werk ik als ambulant begeleider bij een andere zorginstelling en doe ik het nog steeds op deze manier! Kortom, ik doe het al 10 jaar op bovenstaande manier… Hoeveel geld heeft het onderzoek gekost? Hadden ze beter aan hulpbehoevenden kunnen geven en mij consulteren, ik had het advies gratis gegeven en dan waren ze binnen een dag klaar gweest… Helaas moet alles in Nederland nog steeds te uitvoerig onderzocht worden met als oorzaak: tijd en geldgebrek in de zorgsector!