Lees hier meer blogs van Tineke van Uden >>
Nog steeds zijn er burgers die niet op de hoogte zijn van hulpverleningsvoorzieningen. Daarnaast zijn er helaas ook burgers die het vertrouwen in deze voorzieningen zijn kwijt geraakt. Een outreachend werker beschikt over de houding en vaardigheden om contact te maken en houden met mensen die niet (meer) om hulp vragen. Outreachend werkers zijn er op getraind om, waar nodig, het heft in handen te nemen en regie te voeren in complexe zaken. De vervolgstap is het teruggeven van het geloof in het eigen kunnen en het herstellen van vertrouwen tussen burger en samenleving. Dit vraagt om doortastend optreden naar zowel de burger als de instanties die zich met deze burger bezighouden.
Hulpverleners zijn geschoold om te weten wat goed is voor de klant. We schromen niet om onze disciplinaire macht te gebruiken zodat klanten, uit angst voor ongevraagde interventies, doen wat wij willen. Want natuurlijk weet die klant heus wel dat er een melding komt bij het AMK wanneer er niet meegewerkt wordt. Ze weten dat de hulpverlener ook overleg heeft met scholen, de wijkagent, de huisarts, CJG, de gemeente en de leerplichtambtenaar. Bij voorbaat gaan hulpverleners vaak uit van weerstand wat eenvoudigweg betekent dat de klant het niet eens is met het plan van de hulpverlener. Hulpverleners zorgen vaak voor extrinsieke motivatie, hopend dat de klant uiteindelijk het belang van hulp in gaat zien. Dit werkt soms, helaas gaat het na het wegvallen van de externe prikkels ook vaak weer mis, de klant werkte mee omdat hij geen keus had.
Met de wetswijziging zal de hulpverlener uit moeten gaan van het plan van de klant in plaats van omgekeerd. We zeggen wel dat we werken aan zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid maar vinden dat toch ook wel érg lastig. Dit blijkt uit de dilemma’s die op tafel worden gelegd: Wat als de klant geen netwerk heeft? Wat als mensen niet geloven in Eigen Kracht? Wat als het plan van de klant niet werkt? Ben ik voortaan overbodig? Deze vragen bevestigen vooral dat we niet genoeg vertrouwen hebben in de eigen kracht van burgers en het belang van de aanwezigheid van hulpverleners.
De vraag: ‘Ben ik voortaan overbodig?’ kan eenvoudig beantwoord worden met ‘nee’. Hulpverleners blijven een belangrijke rol spelen in het contact leggen met kwetsbare gezinnen en het opbouwen van een netwerk waar dat niet aanwezig zou zijn. Zij staan vooraan in het verwijzen naar Eigen Kracht zowel bij klanten als bij instanties. Ze zullen zich gaan richten op de intrinsieke motivatie. Zij bieden waar nodig extra ondersteuning en expertise op allerlei onderdelen. Hulpverleners hebben niet langer de regie maar zijn onderdeel van het plan waarin de klant de opdrachtgever is. De wetswijziging getuigt wat mij betreft van vertrouwen in burgers én hulpverleners.
Tineke van Uden (1965) werkte in haar gevarieerde loopbaan met jongeren in de jeugdhulpverlening zoals opvangcentra, internaat, op straat en in het sociaal cultureel werk. In het volwassenenwerk deed zij ervaring op in de vrouwenopvang en stapte daarna over naar het maatschappelijk werk. Inmiddels is zij zelfstandig onderneemster en traint en adviseert organisaties rondom outreachende hulpverlening. Daarnaast is ze parttime docent Sociale Studies ben bij Avans Hogeschool ’s Hertogenbosch.