De discussie die af en toe wordt gevoerd is of we in Nederland wel of niet met gangs te maken hebben. Je belandt dan al snel in een definitiestrijd. Vorig jaar heb ik een bezoek gebracht aan de Guardian Angels in Brooklyn, New York. Daar heb ik gesproken met meneer Sliwa, de vader van Curtis Sliwa, oprichter en gezicht van de Angels. Meneer Sliwa liet me de tags (graffiti) zien die in zijn buurt op telefooncellen waren geplaatst. Die maakten duidelijk dat je alleen in dat gebied mocht komen als je lid was van een bepaalde gang. Als je bij een andere gang behoorde en je haalde het toch in je hoofd om daar te komen, dan riskeerde je een kogel. Hij vertelde nog meer heftige verhalen over gangs waarvan we ons in Nederland gelukkig (nog) geen voorstelling kunnen maken.
Er is niet een eenduidige definitie van gangs. Rood-Pijpers heeft er in Nederland al wat over geschreven en in 1928 heeft Trasher voor het eerst onderzoek gedaan naar het fenomeen gangs. Hij concludeerde dat gangs gedijen in arme en sociaal gedesintegreerde buurten en dat jongeren die zich aansluiten geen werk of zinvolle vrijetijdsbesteding hebben en niet over vaardigheden en inzet beschikken om kans op de arbeidsmarkt te maken.
Een gang zoals we die uit de Amerikaanse films en docu’s kennen, is niet zomaar een groep inividuen die zich bezighoudt met criminele activiteiten. Een gemeenschapplijke identiteit is een duidelijk kenmerk. Om de identiteit van een bende te benadrukken maken zij gebruik van dezelfde kleding, kleuren, symbolen, tags en gebaren. Jongeren ontlenen hun identiteit aan de gang. De meeste criminele groepen die we in Nederland kennen zouden in Amerika niet als ‘gang’ maar als ‘crew’ worden getypeerd. Een groep individuen die zich met criminaliteit bezighoudt., maar waarbij de invloed van de groep niet zo groot is als gangs dat hebben op hun leden.
Onwikkelingen in Amerika waaien meestal na een aantal jaar over naar Nederland. Met gangs is dat nagenoeg uitgebleven. Eén van de redenen die ik daarvoor kan bedenken is het brede preventieve aanbod dat we in ons land hebben voor jeugd. Denk bijvoorbeeld aan gezinscoaching, adoptieagenten, individuele trajectbegeleiding, mentoraten, remedial teachers, ambulant jongerenwerk, buurtnetwerken en club- en buurthuiswerk. Er wordt veel gedaan om de kans op afglijden bij jongeren te voorkomen, om hen betrokken te houden en toekomstperspectief te bieden.
Ik heb in eerdere blogs aangegeven voorstander te zijn van meer efficiency en effectiviteit binnen het welzijnswerk. De huidige crisistijd zal dat proces versnellen. Onze sector zal ook offers moeten brengen, maar zorgvuldigheid is daarbij geboden. Door ondoordachte bezuinigingen wordt de kans vergroot dat er een klimaat ontstaat waarin jeugdcriminaliteit toeneemt en zelfs gangs kunnen opdoemen. Bezuinigingsmaatregelen zullen daardoor op de lange termijn meer gaan kosten. En belangrijker, onnodig mensen in de problemen brengen en buiten de maatschappij plaatsen. Voordat bestuurders beslissen welke bezuinigingen ze willen doorvoeren in het welzijnswerk, zou ik ze aan willen raden eerst onderzoeksrapporten over jeugdcriminaliteit en gangs te bestuderen. Te beginnen met Trasher.
William Miero (1964) houdt zich bezig met advisering, projectontwikkeling en uitvoering op het gebied van Jeugd & Jongerenwerk, Jeugd & Veiligheid en Leefbaarheid. In 1993 is hij als jongerenwerker in Oss begonnen en momenteel actief als zelfstandige met name in de Randstad en midden Nederland. Jeugd is zijn passie en onder het motto ‘vrijheid binnen grenzen, voor jongeren en jongerenwerkers’ is hij voortdurend met collega’s en partners op zoek naar mogelijkheden om jongeren een plek te geven in de samenleving.