Najaar 2008 was het jongerenwerk in het stadsdeel aanbesteed. Het bestaande jongerenwerk van De Combinatie – een samenwerking van Welzijn Binnenstad en Stedelijk Jongerenwerk Amsterdam – voldeed niet, want het bereikte de doelgroep niet, zo is de opinie van het stadsdeel. De jongeren kwamen in opstand tegen een pasjessysteem en boycotten het jongerencentrum. College en raad wilden na de minder gelukkige aanbesteding in 2004 opnieuw een aanbieder vinden die het jongerenwerk in de kleurrijke achterstandswijk wel aankan. Met die nieuwe partij moest een professionele samenwerking ‘op afstand’ worden ontwikkeld, waarbij het stadsdeel de professionals niet doorlopend met allerlei nieuwe eisen voor de voeten zou lopen. Er werd een bestek geschreven op basis van de ambitieuze nota ‘Investeren in talent’, die alle jongeren een kans moest bieden op ontwikkeling, scholing, een baan.
Alleen op het bestek wilden nauwelijks nog professionele aanbieders inschrijven. Zendingsorganisatie Youth for Christ deed dat wel en die overtuigde het dagelijks bestuur. Het DB rondde de opdracht zelfstandig af en deelde de uitkomst aan de deelraad mee. En die schrok zich rot. Ze eiste dat Youth for Christ de zendingsdrang zou afleggen, een divers personeelsbeleid zou voeren, een raad van toezicht zou instellen. Toen de zendingsclub vervolgens toch christelijke jongerenwerkers ging werven, was de positie van de stadsdeelvoorzitter onhoudbaar. Een groot deel van de raad wil het contract ontbinden, maar of dat gaat lukken is onduidelijk. In plaats van een professionele aanbieder op afstand, moet de samenwerking met de zendingsorganisatie nauw gecontroleerd worden. De raad wil het hele traject evalueren.
Opnieuw heeft een overijverige bestuurder van een klein stadsdeel een zootje gemaakt van een aanbesteding. De jongeren zijn bij het hele verhaal nauwelijks gehoord, het imago van het jongerenwerk is verdere schade toegebracht. En de bestuursdrukte gaat gewoon door, want goede bedoelingen zijn er immers genoeg.
Ik reageer op bovenstaande column in de laatste editie van Zorg en Welzijn. In
mijn werk als adviseur, maar ook als lid van de Raad van Toezicht van
Combiwel Amsterdam kom ik een hoop gestuntel tegen met aanbestedingen.
Mijn beeld is dat op het moment dat een gemeente/stadsdeel besluit om
een onderdeel van het welzijnswerk (jongerenwerk oid) aan te besteden,
je als bestaande aanbieder geen schijn van kans meer hebt. Bij Combiwel
hebben we dat ervaren met het jongerenwerk in Amsterdam Noord, maar ook
bij de aanbesteding van het welzijnswerk in Zeeburg. Ik weet dat je als
verliezende partij geen recht van spreken hebt, je krijgt nl als snel
het verwijt van een slechte verliezer te zijn, maar toch.
Ik ben van mening dat aanbesteden een heilzame werking kan hebben op het
verbeteren van de dienstverlening of het efficienter inzetten van geld.
Daar horen echter twee partijen bij, de opdrachtnemer, maar zeker ook de
opdrachtgever. En bij die laatste gaat het nogal eens mis. Onduidelijke
opdrachten in hopeloos ingewikkelde aanbestedingsdocumenten slecht
opgeschreven is een korte samenvatting. Je moet echt eerst weten wat je
wil voordat je kunt gaan aanbesteden. Daarnaast merk ik dat de
transparantie bij aanbestedingen ver te zoeken is. Een vraag om een
toelichting op de gunning wordt al snel als een motie van wantrouwen
ervaren. Ik denk dan, wat heb je als opdrachtgever te verbergen.
Kortom er valt een hoop aan te merken op het aanbesteden in de
welzijnssector. De wereld van de re-integratie – die ken ik vanuit mijn
werk wat beter – heeft vele lessen op aanbestedingsgebied opgeleverd.
Daar zou in de wereld van welzijn en jongerenwerk een hoop van geleerd
kunnen worden.
Eric Dorscheidt. manager bij BMC en lid van de Raad van Toezicht van Combiwel