Dit thema kan niet losgekoppeld worden van al die actuele onderwerpen zoals WMO, burgerparticipatie, visie op hulpverlening, bezuinigingen, bestaansrecht van organisaties. Een belangrijk maar lastig vraagstuk. Want wat betekent dit voor het aanleren van de huidige methoden en organisaties die vooral gericht zijn op het ‘normaliseren’ van burgers.
Over dat laatste had ik een interessante les met eerstejaarsstudenten binnen de leerlijn Professioneel Handelen. Naar aanleiding van een filosofiehoofdstuk over ons huidige zorgstelsel gingen ze aan de slag met een stelling. De groep was tot de conclusie gekomen dat het niet goed is om iedereen als ‘normaal’ te willen beschouwen. Degenen die zorg nodig hebben krijgen die dan namelijk niet. Ook kwamen ze tot de conclusie dat het niet goed was om ze als ‘abnormaal’ te beschouwen, daarmee doe je mensen, hun verlangens en mogelijkheden tekort. Slotsom: je moet mensen ondersteunen waarbij ze zoveel mogelijk de kans krijgen zich te ontwikkelen en zichzelf te zijn. Overvragen en de lat hoog leggen is niet goed, maar net doen alsof de maatschappij wel voor ze zorgt door ze als normaal te beschouwen leidt te vaak tot ellende. Er moet dus een tussenweg gevonden worden.
Vervolgens kwamen er prachtige voorbeelden van kinderen met Downsyndroom op reguliere basisscholen en trieste voorbeelden van mensen die hun beperking uitbuiten door een beroep te doen op voorzieningen die ze niet nodig hebben (zoals een gratis begeleider meenemen naar de Efteling). Het huidige stelsel is zo standaard dat er weinig zicht lijkt te zijn op wat nodig is voor die individuele persoon die hulp nodig heeft. Doordat de één misbruik maakt, komt de ander juist zorg tekort.
Een interessante conclusie was dat mensen met of zonder beperkingen, net zo irritant en net zo geweldig kunnen zijn als ‘normale’ mensen. Je kunt dus het beste zelf ‘normaal’ tegen hen doen. Vervolgens ontspon zich een leuk gesprek over wat ‘normaal doen’ is. Welke attitude dit vraagt en hoe je verantwoording aflegt aan je cliënt en de organisatie waar je werkt. Want wat is ‘normaal’? Kijken zij vanuit eigen normen en waarden? Laten zij zich sturen door algemene normen of zijn ze juist kritisch over de eisen die gesteld worden? Gaan ze proberen de hulpvrager in een model te wurgen wat bedacht is voor specifieke problemen of durven ze straks alles los te laten en uit te gaan van die individuele unieke ‘beperkte’ mens?
Dit thema past dus prima bij de vraagstukken waar ik me mee bezighoud. De eerstejaarsstudenten zijn daarbij een inspiratie. Juist omdat zij nog niet gekneed zijn in hun manier van kijken liggen daar de kansen om te werken aan die beroepshouding en attitude.
Tineke van Uden (1965) werkte in haar gevarieerde loopbaan met jongeren in de jeugdhulpverlening zoals opvangcentra, internaat, op straat en in het sociaal cultureel werk. In het volwassenenwerk deed zij ervaring op in de vrouwenopvang en stapte daarna over naar het maatschappelijk werk. Inmiddels is zij zelfstandig onderneemster en traint en adviseert organisaties rondom outreachende hulpverlening. Daarnaast is ze parttime docent Sociale Studies ben bij Avans Hogeschool ’s Hertogenbosch.
Het is echt al járen geleden dat men een gratis begeleider mee kon nemen naar de Efteling!!!