Het laatste leidt in de praktijk wel eens tot vragen. Zolang mensen vrijwillig meewerken is een gesprek mogelijk. Maar zodra er zorgen zijn die niet door het huishouden worden gedeeld, ontstaat er spanning. Die spanning is in het verleden door professionals opgelost door doorverwijzing of het instellen van selectiecriteria en voorwaarden. Door de klant is die spanning opgelost met ‘shopgedrag’ of gewoon ‘no show’.
Anno 2013 zijn die strategiën geen optie meer. Het is de generalist die met die nieuwe werkelijkheid moet dealen. Hij of zij krijgt de opdracht goede, effectieve en goedkopere hulp te leveren. Met de klant aan het stuur, ontkokerd, integraal. Zonder dat mensen na een jaar weer op de stoep staan. En met in achtneming van kaders die je niet zelf kunt handhaven, maar die wel bepalend zijn.
Hoe dat moet, is razend lastig. De generalist voert zelf uit. Alleen als echt nodig wordt specialistisch aanbod ingezet. De generalist houdt het huishouden bij zich en moet een oplossing vinden voor de spanning die ontstaat bij het werken met andermans kaders. Hoe dat kan staat hieronder. Het is het resultaat van uitproberen en kritische reflectie aan de hand van moeilijke casuïistiek.
Stap 1 is de voorlopige vaststelling of het om mensen gaat die niet willen of die niet kunnen. Daar moet je voorzichtig mee zijn, want niet-willers kunnen zomaar niet-kunners blijken te zijn en andersom. Desalniettemin brengt het antwoord op de vraag ‘wat is wat u betreft het moment waarop het misging’ een heel stuk van de context en de houding in beeld. En die is bepalend voor de ruimte die het huishouden voelt de problemen zelf op te lossen. Daarmee kun je aan de slag.
Stap 2 is een bevestiging. ‘Alles wat u zelf kunt doen, is beter’. Hierin schuilt de vertaling van willen naar kunnen en het gaat hier om de definitie van ‘kunnen’ van het huishouden. Als een gesprek ontoereikend is, doe je wat anders. Soms praat je op een andere manier, bijvoorbeeld alleen in korte woorden. Soms teken je samen hoe de toekomst er uit kan zien. Soms gebruik je gebaren of pictogrammen en soms maak je een wandeling door de buurt. Het gaat erom dat ‘wat al kan’ in beeld te krijgen en te houden. Daarmee kun je ook aan de slag.
Stap 3 is het benoemen van het dillemma. Enerzijds faciliteer je wat het huishouden zelf kan en wil, anderzijds zijn er voorwaarden die vervuld moet worden door het huishouden. Het doel van het benoemen van het dilemma is dat het huishouden anders naar de voorwaarden leert kijken. Niet alleen als beperkend, maar ook als veilige ruimte om eigen kracht en zelfregie te ontwikkelen. Dat gaat met vallen en opstaan. Een vraag die het huishouden verder kan helpen is bijvoorbeeld: ‘waar bent u het al wel mee eens?’ Maar stap 3 kan ook inhouden dat de collega van Bureau Jeugdzorg een dranggesprek voert. Of dat iemand wordt aangesproken op het uitblijven van stappen richting werk.
Het benoemen van het dilemma is niets anders dan het stellen van grenzen zonder iemand over de schutting te gooien. Want zolang het gesprek gaande is, is de kans groot dat mensen zelf gaan doen wat nodig is. En dat is wat we allemaal willen.