Inderdaad kinderen genoeg, maar die zomaar fotograferen, is niet netjes. Mijn idee was om keurig een ouder of leraar om toestemming te vragen. Juist toen ik kwam aanlopen ontstond het ideale beeld voor mijn foto. Uit het nabijgelegen opvangcentrum voor kinderen, kennelijk met psychische problemen, stapte een opgeschoten donkere jongen naar buiten. Leeftijd: zo’n tien tot twaalf jaar. Ondanks het mooie weer had hij zijn winterjas strak dicht, de capuchon aangesnoerd rond zijn hoofd. Hij keek wat bedrukt voor zich uit, liep stram en waarschijnlijk helemaal niet als zijn volwassen begeleider hem niet meetrok. ‘Kijk eens, wat een hoop kinderen’, riep zij monter. Maar niets in zijn gezichtsuitdrukking of lichaamshouding wees op enige vorm van enthousiasme.
Er werd gejoeld, in rekken geklommen, lustig geschommeld en gevoetbald, een en al actie. Ik had mijn camera op een statief willen zetten en met een trage sluitertijd ervoor gezorgd dat alle kinderen als bewegende schimmen zouden zijn afgebeeld. Middenin die ene jongen haarscherp, want hij verroerde geen vin. Zijn begeleider had inmiddels een bal in de hand. Het leek me niet dat hij in staat was daar iets mee te doen. Toch zonder die één-op-één begeleiding zou hij waarschijnlijk nooit naar buiten komen en zonder die dagelijkse opvang zou hij of zijn gezin te zwaar belasten of verder wegkwijnen of allebei.
Als je zoiets ziet, houd je je hart vast bij de veranderingen in de jeugdzorg, waarbij ‘meer moet met minder’. Het maakt me nieuwsgierig naar het Congres Integrale Jeugdzorg dat in juni plaatsvindt. Hoe gaan professionals en gemeenten ervoor zorgen dat geen kind buiten de boot valt?
En de foto? Die heb ik niet gemaakt.