Dat er in tijden van bezuinigingen gezocht wordt naar manieren om middelen effectiever en efficiënter in te zetten, is ook heel begrijpelijk. Zelfs dat er keuzes worden gemaakt over welke diensten en voorzieningen er wel en niet in stand worden gehouden, is te volgen. Niet begrijpelijk vind ik dat we de eigen kracht bij sommige groepen overschatten. ‘Eigen kracht’ lijkt dan niet meer dan een term om bezuinigingen te legitimeren.
Neem het sluiten van buurthuizen. Welzijnsorganisaties en gemeenten stoten die af om de kosten te drukken. Vervolgens wordt er dan verwacht dat de bewoners zelf competent genoeg zijn om die voorzieningen te laten draaien en ook nog eens activiteiten te organiseren. Dat is een mooi streven en in mijn optiek mogelijk, maar dat kost tijd.
Hetzelfde geldt voor jongerenactiviteiten. Jongeren moeten vooral zelf activiteiten gaan organiseren. Een deel van de jongeren kan dat, maar een groot deel (nog) niet. Een deel van de jeugd raken we daardoor kwijt. Weer een deel komen we veel meer tegen op straat. Ook al zijn jongeren in staat activiteiten te organiseren, dan zit je bijvoorbeeld nog met de groepsdruk. Hoe houdt je als organisator van activiteiten je vervelende vrienden buiten? Dat is haast een onmogelijke opgave. Een deel van de jongens waar wij mee te maken hebben, opgegroeid in een structuurloze omgeving, vindt het ook moelijk om te organiseren.
Nogmaals, de maatregelen zijn grotendeels begrijpelijk en de plannen zijn haalbaar, maar we hebben te weinig nagedacht over modellen met alternatieven om jongeren niet verder af te laten glijden. Kijkend naar de grote steden, ben ik van mening dat we daar op stedelijk niveau over moeten nadenken. Nu maakt elke deelgemeente of stadsdeel haar plan, maar de jeugd die we nu aan het verliezen zijn, wordt een stedelijk probleem.