Daar waar het cynisme en de bitterheid van de burger wordt gevoed door het ene na het andere schandaal in de wereld van de banken, voedingsindustrie, politiek en bedrijfsvoering, wordt er in de wereld van zorg en welzijn toenadering gezocht. Immers de burger is aan zet en wordt nadrukkelijk op de troon gezet als symbool van hoop in bange dagen.
Gaandeweg die bijeenkomst werd duidelijk dat de professionals zich vooral uitputten in het aangeven van pogingen om de nieuwe paradigma’s rond zorg en welzijn uit te rollen in de wijken. Terwijl de bewoners daar in het geheel niet van op de hoogte te zijn, zo stelden ze. De conclusie van bewoners: ‘Jullie verwachtingen van ons zijn hoog gespannen, maar in de organisatie van de nieuwe aanpak komen we nergens voor’.
Als dat de teneur wordt van de kwalitatieve slag die moet worden gemaakt, dreigen de critici -die stellen dat het alleen maar gaat om het verkopen van ingrijpende bezuinigingen- gelijk te krijgen. Meer en meer wordt duidelijk dat transities verder dienen te gaan dan organisatorische ingrepen.
Transities moeten gebaseerd zijn op transformaties zonder daarbij onderscheid te maken tussen profs en bewoners. Als ik als burger mijn ‘zwakke deel’, mijn gebrek aan burgerzin, mijn denken dat anderen uitsluit en mijn bitterheid exclusief projecteer op een ‘falende’ overheid en instellingen, kan ik geen rol van betekenis spelen in het meewerken aan nieuwe sociale verhoudingen.
Als ik als professional niet verder kijk dan het belang van mijn instelling, sla ik geen brug naar bewoners. Dan ontbreekt een draagvlak dat van twee kanten gevoed moet worden.
In Amersfoort heeft dat inzicht geleid tot de oprichting van een breed samenwerkingsverband van burgerinitiatieven, waar mensen met ‘institutionele belangen’ – lees professionals en politici- niet welkom zijn. Dit om vrijmoedig en grensoverschrijdend te denken en te onderzoeken hoe de contouren van een ‘betrokken wijksamenleving’ er uit kunnen zien. Dat kan alleen vanuit een positieve insteek, door clichés en vooroordelen over boord te gooien, de bereidheid van elkaar te leren en het delen van de lol van het samenwerken.
Pas daarna wordt het contact en de samenwerking gezocht met de systeemwereld van bestuur en beleid en kunnen de grenzen tussen ‘wij en zij’ wellicht vervagen. Zo kan een transitie een transformatie worden, blijft de veelgeroemde ‘eigen kracht’ behouden en worden bitterheid en cynisme besteden. Dan wordt ook duidelijk welke ‘gezonde delen’ uit de systeemwereld willen en kunnen aanhaken.