Maar sinds vandaag, sinds het verschijnen van een onderzoek over langdurige zorg, weet ik dus dat kleinere instellingen ook nog eens beter zijn in efficiënt werken. Ze zijn er goed in omdat ze het zorgen voor ouderen beter hebben georganiseerd. Grote instellingen verspillen tijd en dus geld door onhandige inrichting van de werkprocessen.
Je snapt meteen waar het over gaat. Professionals in kleine instellingen zijn bekend en vertrouwd, ook voor de leidinggevenden. Zij kunnen het werk dus veel autonomer en collegiaal organiseren en doen dat ook zo. En omdat iedereen het naar zijn zin heeft, zijn de teams stabieler, beter op elkaar ingespeeld en vaak ook ‘gezonder’.
Maar de schaduwzijde van het nieuws is dat er in de zorg voor ouderen dus miljoenen worden verspild waar deze ook aan zorg hadden kunnen worden besteed. We weten al jaren dat er grote verschillen zijn tussen instellingen. Daarom sluiten zorgkantoren contracten met aanbieders die het beste scoren op een pak vragen van drie A4 groot.
De zorgkantoren zijn kennelijk één ding vergeten bij de inkoop van de beste zorg. Namelijk te vragen hoe groot de instelling is en of er kleinschalig wordt gewerkt.
Agnes Wolbert is Kamerlid voor de Partij van de Arbeid sinds 2006. Ze is van huis uit gedragswetenschapper en heeft ook bedrijfskunde gestudeerd. Voordat ze volksvertegenwoordiger werd, werkte ze in het (speciaal) onderwijs en de jeugdzorg. Agnes Wolbert is lid van de vaste Kamercommissies VWS, WWI en Jeugdzorg. Ze is nu woordvoerder AWBZ, Wmo en ouderenbeleid en heeft veel te maken met verpleeg- en verzorgingshuizen, thuiszorg, vrijwilligersorganisaties en bijvoorbeeld mantelzorg.
Er bestaat denk ik geen wet dat grote organisaties minder goed presteren dan kleine of vice versa. Volgens mij is het de kunst om de voordelen van zowel kleine en grote organisaties te verenigen in een nieuw soort organisatiemodel. Dat zie je bijvoorbeeld gebeuren bij Buurtzorg Nederland. Daar zie je dat de primaire werkprocessen in kleine zelfsturende teams plaats vinden (de professional aan het stuur), maar dat bijvoorbeeld deskundigheidsbevordering en kwaliteitszorg ‘centraal’ wordt georganiseerd.
En hoe zijn al die grote organisaties er gekomen? Door Kamer en regering die eisten dat instellingen zouden samengaan en fuseren. Dezelfde foute gedachte is overheidbreed toegepast: ook scholen moesten steeds groter, want efficienter…. En vervolgens is iedereen verbaasd dat jong en oud ontevreden is en zich verlaten voelt in de grote onpersoonlijke instelling én organisatie.
De grootschaligheid zou efficienter en goedkoper zijn en de “kwaliteit” ten goede komen. De voorbeelden hiervan zijn schaars, die van het tegenovergestelde legio. Wie moet hier eigenlijk nog echt van overtuigd worden, en vooral: hoe!! Overal om mij heen zie en hoor ik in zorg en welzijn de letterlijke grootheids-waanzin. Het lijkt wel of alleen wij,de ervaringsdeskundigen op de werkvloer, dit zien en vinden. Gelatenheid, ongeloof, scepsis, boosheid en vertrekken (toch die camping maar beginnen…) is te vaak ons antwoord. Kwantiteit om het roer weer om te gooien is er, maar wie heeft de kwaliteit? Met achter het toetsenbord 27 jaar welzijnswerk- en 30 jaar zorgervaring.