Laatst had ik een gesprek met enkele welzijnswerkers die in mijn buurt bewoners moeten activeren om zelf aan de slag te gaan. Zij vertelden mij dat ze het niet zo moeilijk vinden om projecten te starten die buurtbewoners activeren. Zij halen ieder jaar hun targets en zijn regelmatig terug te vinden in de krant met nieuws over creatieve en hartverwarmende initiatieven die mensen uit hun isolement halen door middel van bijvoorbeeld ‘een koken voor elkaar’-project.
Maar hoe gaat dat met die bewoners die moeilijk bereikbaar zijn? Deze bewoners passen niet in de doelstellingen en de toegemeten tijdsinvestering van de organisatie. Ook vormen zij niet zo’n aantrekkelijke doelgroep: ze zijn lastig, vaak hebben ze verschillende problemen en de kans op succes is op de korte termijn niet zo heel groot. Als je aanbelt, doen ze niet open en de buurt kent ze nauwelijks.
Een van de welzijnswerkers vertelde mij dat deze moeilijk bereikbare bewoners eigenlijk de groep is waar zij het liefst haar tijd aan besteedt, maar dat zij dat in verband met haar targets niet kan doen. Het vraagt meer tijd en meer omzichtigheid om met de extra kwetsbare bewoners om te gaan. Zelfregie is bij deze doelgroep een dubbel snijdend zwaard: ze willen niet dat je je met ze bemoeit en ze willen niet dat jij vraagt of ze het wel zelf redden. Welzijn nieuwe stijl vraagt om een andere houding, maar ook om reflectie over de grenzen van zelfredzaamheid.
Vorige week hoorde ik leven, geluid en gerommel in het huis naast mij. Eén van haar kinderen, zo bleek, stond in de voortuin en vertelde mij dat moeder twee weken geleden is verhuisd naar een verzorgingstehuis. De dochter komt er nu zelf wonen. Had ik hier nu meer van moeten weten? Heeft zij nu helemaal zelf bepaald dat zij wegging? Had een welzijnswerker hier iets moeten doen? Ik weet het niet.
Ton van Elst, andragoog, is docent, trainer, adviseur en projectleider op het gebied van organisatieversterking en teamontwikkeling bij met name maatschappelijke organisaties.
Hoi Ton, het lukte me niet een korte reactie te schrijven en heb daarvoor mijn weblog elders op deze site gebruikt. Ik ben benieuwd naar en reactie van jouw kant, wellicht verheldert dat waar jouw dilemma zit.
Vr. Groet Tineke
Tijd is kostbaar en vraagt om indeling. Tijd voor kinderen, je eigen ouders, werk, familie, vrienden, buren, sport, slapen, even niets hoeven, een zieke vriendin etc. In een maatschappij van 2verdieners: hoe reëel is het om voor je hulpbehoevende buurvrouw te zorgen als dat verder gaat dan een praatje? En als hulp nodig is, moet de buur dan zelf ontdekken wat de hulpbehoevende buur nodig heeft? Of wordt het tijd dat de hulpbehoevende buur leert tijdig hulp te vragen?
Het is makkelijk Ton de oren te wassen, maar ook te makkelijk om hem – en in hem buren – niet aan te spreken. Ton zegt zelf: “Welzijn nieuwe stijl vraagt om een andere houding, maar ook om reflectie over de grenzen van zelfredzaamheid.” Ik zou daar aan toe willen voegen: “vraagt ook om reflectie over de grenzen van hulp geven door buren.” Veel mensen zullen bang zijn: geef ik 1vinger, dan grijpt zij er 10. Dat is niet ondenkbaar met de huidige professionele hulp of sociale netwerk van (alleenstaande, eenzame of kwetsbare) mensen.Ook nu weer andersom: wat nu als hulp of contact niet aanvaard wordt? Wat moet je doen? Zijn daar nou net niet die welzijnswerkers voor om daarin te bemiddelen?
Wat jammer dat Ton nu van de dochter moet horen dat haar moeder verhuisd is naar een verzorgingshuis. Misschien had mevrouw het toch erg prettig gevonden wanneer ze meer contact had gehad met de buren. Misschien had Ton ervoor kunnen zorgen dat mevrouw wel bekend geraakte met de WMO en alle voorzieningen die het mogelijk hadden kunnen maken om zijn oude buurvrouw nog in haar eigen huis te laten wonen…. Een gemiste kans zou ik zeggen. Tevens jammer dat men over targets praat….we hebben hier met mensen te maken.
Jilles en Carla, jullie staan wel erg snel klaar om Ton de oren te wassen. Wat doen jullie zelf in jullie eigen buurt voor kwetsbare buurtgenoten? Ik vind het verhaal van Ton heel eerlijk. Hij legt een maatschappelijke realiteit bloot die tot nadenken stemt i.p.v. tot fulmineren. Zelf heb ik ook zo’n kwetsbaar oud echtpaar in de buurt wonen. Ze hebben vrijwel dagelijks huishoudelijke hulp en verzorging. Ze zitten altijd op de bank. Ik kijk naar binnen en zwaai iedere dag naar hen als ik er langs fiets. Dat is alles. Zwaaicontact. Ik weet zeker dat ze dat op prijs stellen. Soms zitten ze in het donker t.v. te kijken en moet ik heel goed kijken of er iemand zwaait. Als ik niemand zie zitten denk ik: morgen nieuwe ronde. Ik heb er nog niet over nagedacht wat te doen als ik morgen weer niemand zie. Ton nodigt mij daartoe uit, Carla en Jilles niet.
Carla Deijk heeft wel gelijk. Dat is nu waar welzijnswerk voor wordt ingezet: heb oog voor je buurt en de buurtbewoners en maak het met elkaar leefbaar. Dan hoeft het niet nodig te zijn dat iemand van een zorginstelling de boodschappen moet doen en mevrouw in de gaten houd. Daar is de interesse en wil van buurtbewoners voor nodig. Misschien is het hard nodig dat Ton van Elst zijn eigen buurt eens nader aanschouwd en activiteiten bedenkt die het onderling contact in de buurt beter op gang brengt. Daar hoef je niet per see een welzijnswerker voor in te schakelen als je het zelf kan. Succes Ton!
wat me verbaasd in dit verhaal is het feit dat u een buurvrouw hebt die u nooit ziet, hebt u nooit met elkaar gesproken, even aangebeld, hallo ik woon naast u,hebt u zin in een kopje koffie? waarom met welzijnswerkers hier over praten,maar niet even zelf aanbellen, u bent toch de buurman??