Vanwege de diversiteit aan doelgroepen, de verschillende samenstelling van teams en ‘coleur locale’ is het niet wenselijk een vaste structuur aan dat leren te verbinden. De meeste wijk- en buurtteamprogramma’s in den lande koersen dan ook op een leeromgeving waarin professionals zelf verantwoordelijk zijn voor het eigen leren.
Vanuit ons sterk rationele denken is de neiging groot om ondanks die eigen verantwoordelijkheid, dat leren van ‘bovenaf’ te willen sturen. Dat werkt in de praktijk niet. Want mensen leren pas als de noodzaak zich concreet voordoet. En daarnaast is één ervaring nog geen kennis en is oefening nodig. Praten over verantwoordelijkheid heeft daarom alleen maar zin als dat wordt vertaald in een brede langere termijn afspraak over het eindresultaat (het ‘wat’) waarbij de beslissingsbevoegdheid over het ‘hoe’ bij de generalisten ligt. Bijvoorbeeld: als het eindresultaat er niet is op een bepaalde datum, dan moet er iets gebeuren.
Maar weer vanuit het rationele denken is het heel aantrekkelijk zo’n brede afspraak te wantrouwen en dicht te regelen met definities en details. Dat is contraprodcutief. Want hoe meer details en definities, hoe meer interpretatieverschillen en hoe vaker communicatie vervangen wordt door regels of protocollen. We doen er beter aan vooraf werkelijk het gesprek met elkaar aan te gaan. Bijvoorbeeld over wat het gezin straks concreet merkt van de generalist.
Walter Beats schreef in 2002 in zijn boek ‘Wie orde zaait zal chaos oogsten’ over de mogelijkheden het hoofd te bieden aan deze spanning. Praktisch vertaald naar het leren in wijk- en buurtteams kom ik op onderstaande waarbij de kern is: leren = communiceren.
– We moeten erop letten dat we zelf blijven leren. Het is gemakkelijk om in de aansturing direct over te stappen naar het bedenken van oplossingen. Daarmee slaan we de communicatie over en juist dan leren we van elkaar;
– Onderzoek de mogelijkheden van een meester-gezel constructie op de werkvloer. Een meester is inhoudelijk ervaren en up-to-date, stelt zich op als vertrouwenspersoon als er dingen mislopen en schat tijdens het werk in wat wanneer hoe geleerd kan worden;
– Toolkits zijn beperkt bruikbaar. Dit type hulpmiddel is veelal gebaseerd op iets onderwezen krijgen in plaats van iets te leren. Dat is essentieel anders, want onderwijzen is éénrichtingsverkeer en leren is tweerichtingsverkeer. Het risico van een ’tool’ is zodoende het ‘not invented here syndroom’: het wordt stilzwijgend verworpen omdat het niet door de mensen zelf is bedacht. Daardoor wordt het niet goed ingezet. Menig checklist is hiervan een voorbeeld. Als een ’tool’ toch gewenst is, dan is het slim te kijken hoe die in samenspraak met de professionals en de makers kan worden aangepast aan uw doel. Want waarom zou u van een instrument geen maatwerk verwachten als u dat wel doet van een professional?;
– Beloon, net als in de luchtvaart, mensen voor het delen van mislukkingen en de analyse daarvan op systeemniveau. Kennis over wat er fout gaat en hoe dat precies komt, is minder verstrekkend dan men denkt en van groot belang bij het zoeken naar een betere manier.