Lees hier meer blogs van Dik Hooimeijer >>
Los van alles wat er over het lokale welzijnswerk heen komt, is het nu ook tijd voor bezinning. Zodra de storm van de bezuinigingen voorbij is moeten we wel verder. Voor mij is dan de belangrijke vraag: Hoe? Wat ik bemerk, is dat welzijnsbestuurders, directeuren en managers de laatste jaren vooral de markt als insteek hebben genomen. Je krijgt een telefoontje van de gemeente dat er een potje is of we zagen een gat in de dienstverlening waar we insprongen. En daarnaast natuurlijk de marktwerking in welzijn en de aanbestedingen. Laat ik duidelijk zijn: ook ik heb daar nadrukkelijk aan meegedaan. Het lokale welzijnswerk hield zich niet aan haar core business, maar deed op een bepaald moment van alles en nog wat. Daarmee zou het wel eens zo kunnen zijn dat we op bepaald moment feitelijk vlees noch vis waren.
Ik heb al eens geblogd, dat we er in Nederland op het gebied van dienst- en hulpverlening een zooitje van hebben gemaakt. Veel organisaties houden zich met dezelfde klant bezig. We hebben zelfs professionals die zich alleen bezighouden zijn met het organiseren en coördineren van hulpverlening. Kijkend naar de toekomst van het lokale welzijnswerk, waar ook nu kansen liggen, denk ik dat we in onze wederopstanding moeten uitgaan van drie uitgangspunten voor onze werkzaamheden;
– het werk moet effectiever, en dus goedkoper;
– voor de klant is het aanbod glashelder;
– en als welzijnsdier kan ik het mijn moeder eenvoudig uitleggen.
Om dit te realiseren worstel ik met de vraag hoe we dit in moeten steken. Houden wij vast aan het marktdenken of moeten we terug naar de inhoud van het lokale welzijnswerk: ‘Waartoe zijn wij op aard’? En bij dit laatste gaat het dan vooral om in te zetten op onze bestaande kracht, of beter, onze kernkwaliteiten: lokale oriëntatie, vertrouwen, laagdrempelig, generiek, breed netwerk, flexibel, preventief en goedkoop. Het gaat om ons startpunt in denken en handelen, want natuurlijk kijk je vanuit marktdenken naar de inhoud en vanuit inhoudelijk denken naar de markt.
Maar als je echt start vanuit de inhoud, zou het kunnen betekenen dat je taken gaat afstoten om juist die zichtbaarheid en herkenbaarheid invulling te geven. Ik ben er zelf nog niet echt uit, maar ben wel van mening dat elke organisatie in onze branche hier goed over moet nadenken. Denk aan de komende ontwikkelingen in de jeugdhulpverlening, participatie/arbeid en ouderenzorg. Gaat MOOI hierbij aan tafel zitten als marktpartij of als een logische, natuurlijke basisvoorziening? Het verschil lijkt klein, maar vergis u niet. Investeer je in marketing- of kwaliteitsontwikkeling? Zeg het maar.
Dik Hooimeijer (1954) is binnen Stichting MOOI, een welzijnsorganisatie in Den Haag en Zoetermeer, onder meer verantwoordelijk voor Marketing, Innovatie en Projecten. Sinds 1975 is hij werkzaam in de welzijnssector. Hij noemt zichzelf een absoluut welzijnsdier, maar is ook een oprecht criticaster. Naar zijn oordeel is welzijn te weinig innovatief en speelt het niet in op de tijdgeest.
Loop al zo’n 35 jaar mee in het werk en heb met verbazing gevolgd hoe het steeds meer over organisaties en producten ging ipv over de aan ons gestelde taak voor mensen. Met afgrijzen heb ik welzijnswerkers meer actie en tijd zien besteden aan eigen welzijn ipv dat van hun klanten. Recent Society 3.0 gelezen en m.i. moet alles op afgebroken tot op het fundament. En dan is het moment dat klanten zeggen wat ze aan hulp nodig hebben en m.i. wordt dit totaal iets anders dan wat ‘wij’ er vooral voor ‘ons’ van gemaakt hebben.
21 mei viert Stichting Wilskracht in Reuver hun 10 jarig bestaan, zelfhulp. Dat mee-organiseren en coachen en, mezelf daarin heel ondergeschikt maken is t beste wat ik ooit gedaan heb….’het uitdagen van de leerling tot het zelf bepalen van zijn lot’. Werk zoals het ooit bedoeld was en slechts door weinigen uitgevoerd wordt. Ik heb vrijdagmioddagborrels gezien die me een halve fte per week per team kostte icm 6 mnd. wachtlijsten in een 1e lijn! en niet bespreekbaar waren.
Mijn idee, laat welzijnswerkers maar eerst klant worden. Ben blij met de bezuinigingen. Back to basic!