Wel doel ik op haar relativerende bijdragen aan het integratiedebat met uitspraken als ‘Islam wordt deel van onze cultuur’ en ‘Een verbod op hoofddoekjes is onnodig’. Een verademing vergeleken met de populistische toon van haar voorgangster.
De hoge verwachtingen die ze had van het betrekken van vrijwilligers bij de inburgering van nieuwkomers riepen bij mij twijfels op. Ze wilde liefst 10.000 vrijwilligers betrekken als taalcoaches van inburgeraars. Zou ze dat voor elkaar krijgen?
Echt goed aan haar vond ik de manier waarop ze zich druk maakte om het welzijnswerk en hulpverlening in haar prachtwijken. Ook dat deed ze op een geheel eigen, ongepolijste manier, zonder te letten op de schenen waar ze zo mogelijk tegenaan trapte. Zo riep ze bijvoorbeeld over de rol van het welzijnswerk bij de inburgering: ‘Welzijn mag wel wat meer creativiteit tonen’ en ‘Gemeenten en welzijnsinstellingen moeten meer de dialoog aangaan’. Daar moest de sector het dan mee doen.
In een interview in de Volkskrant (van 23 oktober) ging ze nog een stapje verder. De minister vertelde dat ze eindelijk handjes naar de problematische Marokkaanse gezinnen wilde sturen. ‘Het probleem is de moraal in de hulpverlening. Er is schroom om achter de voordeur te komen en te blijven. Er mag echt veel meer dan ze vaak denken.’
Kortom, ze overdreef wel eens, maar ze maakte wel een punt en ging vol overtuiging de discussie aan. Wat mij betreft was dat – naast de Vogelaar-wijken – de grote verdienste van Ella Vogelaar.