Het uitgangspunt van het programma is het versterken van de nulde lijn (de inwoners en hun netwerk) door de eerste lijn ( lokale organisaties ) slimmer te organiseren en de tweede lijn pas in te schakelen als dat echt nodig is. De gemeenten hebben hiervoor samenwerking tussen de grotere lokale partijen gestimuleerd: zorg, welzijn, de gemeentelijke diensten werk en inkomen en Wmo.
In het eerste deelprogramma wordt de beleidsontwikkeling uitgewerkt. Vervolgens worden in drie deelprogramma’s door de uitvoering van meerdere projecten de benodigde veranderingen gerealiseerd. Het eerste van deze deelprogramma’s is gericht op jongeren ( doelstelling is leren en kwalificeren) , de andere op volwassenen ( werken en ontwikkelen) en op ouderen en andere kwetsbare inwoners ( blijven deelnemen aan de samenleving). Elk deelprogramma wordt aangestuurd door een deelprogrammaleider – in dienst van de gemeenten. Projectleiders kunnen uit alle deelnemende organisaties worden aangetrokken. Het motto is ‘de beste mens op de beste plek’.
Het resultaat is dat de betrokken partijen hun medewerkers breder opleiden en inzetten in wijkgerichte sociale teams. Ook partijen als MEE, leerplicht en de VKB zijn betrokken, evenals de Centra voor Jeugd en Gezin en de OGGz- netwerken. De medewerkers richten zich niet alleen op hulpvragers maar ook op de kracht in de wijk. Zo brengen zij mensen die iets voor elkaar kunnen betekenen met elkaar in contact.
De nieuwe werkwijze vervangt inmiddels al voor een deel de individuele verstrekkingen. Ook wordt aan hulpvragers gevraagd wat zij terug kunnen doen als zij hulp ontvangen. Hierdoor verwachten de gemeenten de saamhorigheid in de wijk te versterken. Meer mensen doen meer voor elkaar.
Het laatste deelprogramma – deelprogramma 5 – is Meten en Monitoren. Hierin wordt door KWIZ een online monitor ontwikkeld, waarin alle relevante gegevens voor de participatie worden samengebracht. Hierdoor krijgen we zicht op de verstrekking van het totale aanbod aan individuele ondersteuning. Door dit per wijk, buurt of straat inzichtelijk te maken, kan hulpverlening en ondersteuning gerichter ingezet worden.
In eerste instantie hebben we nu gegevens over de Wmo, AWBZ, WWB, WSW, Schuldhulpverlening, Bijzondere Bijstand, voortijdig schoolverlaten, en leerlingenvervoer in de monitor opgenomen. Op korte termijn worden ook de gegevens van onder andere Jeugdzorg, CJG, OGGZ, WIA, Wajong, collectieve ziektekostenverzekering, wet Oké, leerplichtregistratie, en het aanbod van de maatschappelijke dienstverleners in de monitor opgenomen. De monitor levert beleidsrelevante informatie op, die vervolgens wordt verwerkt in de overige deelprogramma’s. Naast “tellen” valt ook het onderdeel “vertellen” in dit deelprogramma. Middels huisbezoeken wordt daarin onderzocht of mensen tevreden zijn over deze nieuwe werkwijze.
Anneke Dragt is programmamanager Mee(r)doen.