Onlangs werd ik geraakt door het boekje “Ouderschap in ontwikkeling” van Carolien Gravesteijn. Het is een verkorte versie van haar rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het lectoraat “Ouderschap en Ouderbegeleiding”. Zij pleit in het boekje voor investeren in ouderwelzijn in plaats van opvoedadviezen.
Opvoedadviezen zouden tot onzekerheid leiden, inzetten op ouderwelzijn komt de ontwikkeling van kinderen ten goede. Immers een ouder die zich goed voelt kan méér voor zijn kind betekenen. Ik ben het hier in grote lijnen mee eens. Zeker als de opvoedadviezen niet in samenspraak met de ouder tot stand zijn gekomen. Dat geeft al gauw het gevoel dat de ouder het niet goed doet. En dat was nou net niet de bedoeling.
De vraag is wat ouders nodig hebben om zich goed te voelen in een maatschappij waarin het lijkt dat zij steeds meer ballen in de lucht moeten houden. Waar de informatie en de meningen over wat wél of juist niet moet in de opvoeding je om de oren vliegen. Waar perfectie de norm lijkt en alles wat daar onder zit afgeschoten wordt. Waar het positieve niet belicht wordt maar de shit de volledige aandacht krijgt en groeit…
Wie durft er als ouder zijn mond nog open te doen als het lijkt dat alléén bij jou dat opvoeden niet zo eenvoudig is? De schone schijn ophouden lijkt dan de beste optie. En werkt daarmee contraproductief. Mensen voelen zich namelijk beter als ze hun ervaringen veilig kunnen delen in contact met anderen, als ze vertrouwen (leren) hebben in eigen kunnen en als ze merken dat ze invloed hebben op wat er in hun leven gebeurt.
Ik noem dat respectvolle support: support van collega ouders, maar soms ook van professionals. Onder respectvolle support versta ik dat er naar je geluisterd wordt, dat je inzet wordt gezien en gewaardeerd. Dat er begrip is voor de context waarin jij opvoedt. Dat je zelf aan het denken wordt gezet als expert van je eigen kind. En dat je zelf mag bepalen waar je aan gaat werken en hoe je dat gaat doen.
Het afgelopen jaar heb ik ervaring op mogen doen met respectvolle support aan ouders. Ik deed dit op 2 manieren: als trainer van een Triple P oudercursus én als mentormaatje in een koffie-inloop op een basisschool. Een Triple P cursus is een gestructureerd programma en mijn rol is duidelijk: ik ben het navigatiesysteem. Als mentormaatje ben ik één van de groep. Het lijkt heel verschillend. Toch zijn er opmerkelijke overeenkomsten. Want of ik nu mentormaatje ben of trainer: ik breng dezelfde rugzak mee.
Ik maak gebruik van onderzochte en bruikbare opvoedinformatie die ik in beide gevallen ter overweging geef aan de ouders. En ik realiseer me dat ik in beide situaties niet de bepaler ben. Ik help ouders door vragen te stellen deze opvoedinformatie concreet te maken voor hun eigen situatie. Zodat zij precies weten wat zij kunnen doen om hun kind te helpen iets te leren wat het tot die tijd nog niet voldoende kon. De credits zijn altijd voor de ouder. Die heeft het bedacht en uitgevoerd en ook al lukte het maar voor een deel: er is altijd waardering voor.
Ook heb ik gezien dat mijn waardering voor onderlinge support van ouders veel oplevert. Zowel in een cursus als in een koffie-inloop zorgt het voor een gevoel van verbondenheid, wat weer leidt tot een gevoel van welbevinden.
In het proces van de Transformatie Jeugdzorg inzetten op support van ouderschap, bijvoorbeeld door middel van Triple P, biedt talrijke kansen. Want juist het bevorderen van ouderwelzijn versterkt hun gevoel van eigen kunnen en hun gevoel van invloed op de opvoeding. En daarnaast, niet geheel onbelangrijk, kan de professional bescheiden zijn en de ouders laten schitteren.
Leonie Reumers is orthopedagoog, werkt als trainer/adviseur bij K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd en als landelijk Triple P trainer voor het Nederlands Jeugd Instituut.