Teun is een oude bekende van Zorg + Welzijn. Lees hier zijn eerdere blogs >>
Met drukke gebaren probeert ze mij iets duidelijk te maken en loeit af en toe in mijn gezicht. Ik ruik de alcohol. De buurvrouw houdt van een drankje, maar is daarnaast ook doofstom. Ik heb geen idee wat ze bedoelt. Uit frustratie gaat ze steeds harder schreeuwen, ‘MWOEHOEEHOE!´.
In mijn pyjama loop ik achter haar aan door de hal van het appartementencomplex. Zij toetert er lustig op los. Ik probeer haar duidelijk te maken dat er mensen zijn die morgen vroeg naar hun werk moeten. Maar ze hoort mij dus niet. Bij de brievenbussen proberen we een paar minuten met handen en voeten te communiceren. Iets in deze ruimte maakt haar aan het toeteren. We komen er samen niet achter. Onverrichter zaken scheiden onze wegen even later weer.
Ik kijk er allemaal niet meer van op. Het complex van de sociale verhuurder biedt plek aan twee typen mensen. De ene helft is starter op de huurmarkt. Jonge mensen die met zichzelf bezig zijn en het liefst willen dat anderen zich niet met hen bemoeien. Het onderling contact verloopt via afkeurende blikken in de hal en papiertjes op de toegangsdeur. ‘Wil iedereen zijn eigen papierzooi opruimen?!’ De starters komen zonder zich voor te stellen. En vaak zijn ze ook weer snel vertrokken.
De andere helft bestaat uit mensen voor wie het complex het eindstation is van hun woon carrière vanwege financiële, psychische en fysieke beperkingen. Zo woont tegenover mij een ex-vluchteling met depressieve klachten en een enorm trauma. Daarnaast een heel lief, maar veel te makkelijk te beïnvloeden licht verstandelijk beperkt meisje. De doofstomme buurvrouw woont in het aansluitende appartement dat op haar beurt grenst aan het domein van een niet al te snuggere jongen met een suikeraandoening. Boven woont nog een vrouw met ernstige psychische klachten. Deze groep buren is aan het overleven en net als de starters alleen met zichzelf bezig.
Als je maar lang genoeg tussen hen woont, wordt je vanzelf de bekendste buurman. En als je niet een enorm botte lul bent, word jij degene bij wie de drempel laag genoeg is om een vraag te stellen. Gezien de ernst van de aandoeningen bij mij op de gang, kan dat soms wat veel worden. En dus heb ik grenzen moeten stellen. Zo leen ik wel wekelijks mijn sleutel van de berging uit aan het licht verstandelijk beperkte meisje, maar ga ik niet meer wekelijks op de koffie bij mijn depressieve overbuurman. Zijn pijn is mij te intens.
De op gezette tijden terugkerende check van de imaginaire gaslucht bij mijn bovenbuurvrouw, doe ik wel. Kleine moeite. En als ik er dan toch ben, neem ik voor de vorm de schroeven in de muur ook meteen mee. ‘Die zijn dik in orde, mevrouw’. Op de momenten dat ze ondanks mijn controle het toch niet vertrouwt, bel ik de techneut van de corporatie. Hij is inmiddels volledig op de hoogte en laat na zijn rondje een schriftelijk rapport achter. Geen probleem.
Gehannes met parkeerplekken, omgaan met ongeadresseerd drukwerk, de slechte service van het nieuwe kabelbedrijf en reparaties aan het pand. Ik betrap me er op dat ik ondanks mijn grenzen, vroeg of laat toch weer dingen sta uit te leggen en te regelen. Het lijkt af en toe veel op werk. Onbetaald werk. Waar je eigenlijk niets voor terug krijgt. Want hoeveel oog ik ook heb voor mijn ‘speciale buren’, wie van hen bekommert zich eigenlijk om mij?
Ik denk er dan ook sterk over na om te verhuizen. Naar een straat waar mensen ook naar mij omzien. En waar het geven van twee kanten komt. Waar de mensen elkaar groeten en ’s zomers op bankjes voor hun huis genieten van de zon. Een straat waar je over de heg met de beleidsbepaler van de overkant, de participatiegoeroe van twee huizen verderop en de sociale wetenschapper van nummer 23 gezellig kunt filosoferen over hoe de participatiesamenleving er idealiter uit ziet. Zonder dat er een doofstomme alcoholist op je deur staat te bonken.
Beste Teun,
Even een misverstand uit de weg ruimen: een groot aantal dove mensen heeft met grote moeite leren ‘spreken’. Ze verlieten veelal op hun 18e de dovenschool in de veronderstelling dat ze konden praten. Want docenten en familieleden konden hen verstaan. Niet raar als je bedenkt dat ze tijd hebben gehad aan de typische ‘dovenstem’ te wennen. Eenmaal in de horende wereld terecht gekomen raakten ze gedesullissioneerd: andere mensen bleken hen niet te kunnen verstaan.
Veel doven zullen nooit zo verstaanbaar kunnen spreken als horenden. Ook niet zo vreemd: om te kunnen leren spreken moet je klanken kunnen horen, jezelf kunnen horen en zo jezelf kunnen corrigeren. Dus wij spreken liever gewoon van ‘doof’ en kiezen er geen ander woord voor. Wij zien onszelf overigens vaak als ‘Doof’. Doof met een hoofdletter dus. Dat drukt voor ons het culturele perspectief uit waar ‘doof’ het medische perspectief verwoordt. Daar associeren wij horende hulpverleners (artsen, audiologen, fabrikanten) mee die onze oren willen ‘repareren’ in plaats van hun communicatievaardigheden te verrijken door gebaren te leren.
Dus als u een ander woord denkt te kunnen vinden voor ‘doof’ en ‘doofstom’ dat bovendien recht doet aan onze beleving dan verneem ik dat gaarne van u.
Vriendelijke groet,
Jacqueline Rensen
De situatie is herkenbaar. In onze jaren 70/80 wijk staan veel van dit soort complexen met beschreven populatie. Van de ‘gezonde’ bewoners wordt soms veel gevraagd. Maar het hoeft geen eenrichtingsverkeer te zijn, merk ik in het inloophuis waar veel mensen met psychische klachten of andere beperkingen komen. Schizofrene jongen gaat boodschappen doen voor ex-medewerksterdie dit zelf niet meer kan. Een ander gaat behangen bij medewerkers en gasten. Mensen tonen zich geinteresseerd in elkaar. Enz.
Voorwaarde is gemeenschapsvorming – in het inloophuis rond de stamtafel – zodat je niet steeds 1 op 1 in de rol van hulpverlener wordt gedwongen. En misschien moet je gewoon eens zelf om hulp vrágen – mogelijk blijkt men dan toch heel behulpzaam te zijn.
Dag meneer/mevrouw Rensen
Hartelijk dank voor uw reactie. U onderschrijft nogmaals het punt wat ik probeer te maken. Als je op de plekken woont waar de participatiesamenleving tastbaar is, kun je wel een cursus gebruiken. Naast de gebarencursus, kan ik aan de slag met omgaan met alcoholisme/verslaving, trauma, laaggeletterdheid, psychiatrie, seksueel misbruik, verstandelijke beperking, interculturele communicatie. En dan vergeet ik vast nog wat cursussen.
Wat betreft de term doofstom, het zou goed zijn wanneer er een goed woord voor komt. Want ‘doof’ dekt de inhoud naar mijn mening niet. Het gaat om niet kunnen horen en praten. Niet alleen niet kunnen horen. Ik zal overigens de eerste zijn die dit woord in mijn vocabulaire opneemt. Dat beloof ik!
Zelf ben ik doof. Niet doofstom, zoals je buurvrouw vermoedelijk ook gewoon doof is. Ze praat alleen niet verstaanbaar voor jou. Zoals jij ook niet verstaanbaar bent voor haar.
Heb jij er wel eens bij stilgestaan dat als je een gebarencursus zou gaan doen (waarin je meteen ook vaardigheden in het omgaan met dove mensen leert) jouw contact met je dove buurvrouw beter zou kunnen verlopen? Dat de kans groter is dat zij dan wel naar jou omkijkt? Want eindelijk iemand in haar omgeving die ook kan gebaren! Dat zorgt voor een gevoel van verbinding en dan wil ze wel naar je omkijken.
Daardoor verandert de balans tussen geven en krijgen direct voor jou (en voor haar).
Wil je weten waar je een gebarencursus kan volgen? Kijk dan eens bijvoorbeeld op:
https://www.gebarencentrum.nl/workshops/cursussen-ngt-nmg/
Doe haar de groeten!