Wat opvalt in alle negatieve berichten is hoe weinig serieus professionals worden genomen. ‘Hulpverle-ners zijn driekwart van hun tijd bezig met papier verplaatsen’, constateert Vogelaar botweg. Maar hoe zou dat nu toch komen? Zou hier de verantwoordingsplicht die de overheid de hulpverlening oplegt mis-schien ook een rol in spelen? Zo bestond het falen van de kinderbescherming er onder meer uit dat ze door gezinsvoogden niet tijdig en volledig geïnformeerd werd over het terugdraaien van uithuisplaatsingen. Zouden die niet volledige rapportages misschien ook te maken kunnen hebben met de hoge werkdruk die gezinsvoogden opgelegd krijgen? Met de wachtlijsten die ze weg moeten werken?
Op het gebied van sociale activering en hulp aan multiprobleemgezinnen is de vrijblijvendheid in de hulpverlening al lang verleden tijd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de vele projecten rondom outreachende hulpverlening of uit het onderwerp van het Welzijnsdebat ‘Moraliseren moet!’. Toch lijkt er nog altijd een grote kloof tussen theorie en praktijk te bestaan en heeft minister Vogelaar een punt. Zoals hulpverleenster Tineke van Uden in dit nummer zegt: ‘Het probleem zit ’m vaak niet in het afstappen op mensen, maar in het binden van mensen aan de hulpverlening. Daar faalt het werk heel erg in.’
De politiek en de media hebben een dankbaar mikpunt gevonden in ‘de falende hulpverlening’. Er wordt gegeneraliseerd dat het een lieve lust is. Mag het debat misschien iets genuanceerder worden gevoerd? En wanneer bijten die hulpverleners eens van zich af?