De vorige keer blogde Linda over zelfreflectie bij gevangenen >>
Tsja. Ga ik me toch even spiegelen aan de film waarvan ik een paar dagen terug de voorpremière zag.
De film heet ‘Starred up’ en komt donderdag in de bioscoop. Starred up is de Engelse term voor de (omstreden) maatregel om extreem gewelddadige minderjarige gedetineerden over te plaatsen naar een gevangenis voor volwassenen. Dit opwaarderen is een twijfelachtige eer, want het is geen feest tussen de zware jongens. Hoofden belanden nogal eens in het toilet, en ook messentrekkerij is geen zeldzaamheid.
Toch zijn het niet die gruwelijke beelden die me het meest raken, maar de krachtenmetingen op emotioneel vlak. Die tussen de niet bepaald zachtzinnige bewaarders (tuurlijk, vast niet voor niets) en de man die de praatgroep leidt. Een softie, bij wie je bijna je adem inhoudt als je hem ziet zitten tussen de gespierde torso’s met tattoos. Een collega van het gevangenispersoneel is hij niet, want hij doet ‘zijn ding’ ook nog eens vrijwillig, wat hem nog meer een wat lachwekkende status oplevert. Wat denkt hij nou te bereiken met zijn babbeluurtje?
Hij laat ze lachen, de softie, want hij heeft vertrouwen in de bewust door hem ingeslagen weg. Die van de zachte aanpak, waarmee je lang niet altijd stinkende wonden maakt. Als het erop aankomt, heeft zacht meer kracht dan hard. Zachtheid heeft binnenvering, terwijl hard sneller knakt. Barst! En laten stikken, dat zijn die gevangenisbewoners al genoeg. ‘Als je altijd blijft doen wat je deed, dan blijf je krijgen wat je altijd kreeg.’ Had ik ‘m zelf maar bedacht, die wijsheid. Want dat het altijd ánders kan, is iets waarin ik sterk geloof.
Hij mompelt het bijna, de praatgroepleider, wanneer hij vertelt over zijn eigen achtergrond: weggestuurd naar een kostschool. Maar ik snap meteen zijn drijfveer. Mijn eigen drive wordt pijnlijk voelbaar aan het einde van de film (sorry voor wie de lol er nu af is). Omdat een criminele vader en (aardjenaarjevaardje) zoon in één gevangenis niet werkt, worden ze uit elkaar gehaald. Een laatste groet is niet makkelijk, beiden in de boeien, handen op de rug. Met de hoofden, dit keer zacht (!) tegen elkaar wisselen ze een laatste groet.
‘Ik ben er trots op je vader te zijn.’
De woorden uit de machomond snijden in mijn ziel. Dat mijn vader me ooit liet vallen, heb ik inmiddels verstandelijk kunnen plaatsen onder ‘onmacht’. Het schrijnend gat zal altijd blijven.
Dáárom doe ik het! Kwetsbaarheid geeft kracht.