Every face tells a story. Maar meestal is het een pokerface. De meeste mensen laten zich niet kennen. Je groot houden, dat leren we al in onze jeugd. Stoer, dat is het beste verweer tegen de boze buitenwereld. Van schil naar schild, dat is maar één letter verschil. Maar erdoorheen breken, dat is een moeilijke zaak. Geen brute kracht, maar geduld en aandacht zijn de wapens waarmee dat -soms- lukt.
Een krachtpatser van bijna twee meter lang, die heeft vast ook een stoere, gespierde inborst. En reken maar dat hij er alles aan zal doen dat beeld in stand te houden. Al was het alleen maar uit zelfbescherming. De gestaalde perfectie, dat is het masker waarachter de man die ik in de gevangenis bezoek zich graag verschuilt. Hij heeft geen mensen gedood, maar de manier waarop hij zijn slachtoffers van hun geld en bezittingen heeft beroofd, was verre van zachtzinnig. Een onderwerp waarover hij niet makkelijk praat, maar als het eenmaal ter sprake komt, lijkt hij te veranderen. De gesimuleerde onverschilligheid brokkelt af, en tevoorschijn komt een onzekere man die de fout is in gegaan en dat maar al te goed weet.
Zijn drugsverleden had hij al eerder met me gedeeld. Ook het grote verdriet in zijn vroegere, jonge, leven (het verdrinken van zijn eerste vriendinnetje) kende ik al. Maar deze keer was het anders. Deze keer praatte hij écht.
Over zijn dochter, die als tweede naam die van zijn overleden vriendin heeft gekregen. ‘Zo leeft zij toch nog een beetje voort.’ Over hoe wanhopig hij zijn vriendin miste. Zo erg zelfs dat hij zelfmoord wilde plegen om te zoeken waar ze gebleven was. Hij had gewacht tot zijn ouders naar hun werk gingen. Een fles wijn. Geen romantisch intermezzo, maar om zichzelf te verdoven. Om maar niets te hoeven voelen. De pillen waren daarna een peulenschil. Het briefje lag al klaar. ‘Het is goed zo. Het kan niet slechter worden.’
Dankzij de vrouwelijke intuïtie van zijn moeder – ze was teruggekeerd nog vóórdat ze op haar werk was gearriveerd – leeft hij nog. Zijn ogen krijgen een extra glinstering als hij dit vertelt. De high five bij vertrek (het moet natuurlijk wel een beetje stoer blijven) is er niet een van gevangene naar steungever. Het is een groet van mens tot mens, van hart tot hart.
Op de parkeerplaats kijk ik nog even om naar de muur, met de gedachte dat achter dat schild van spieren geen superman schuilt, maar iemand met een klein hartje. Ook ik heb diep van binnen zo’n kern. Afgeschermd door Florence Nightingale-gedrag. Het is zoveel veiliger anderen te helpen en je te concentreren op hun wanhoop dan je eigen ellende zien en te voelen. Misschien blijf ik daardoor wel denken dat er ook in het leven van moordenaars en verkrachters iets heel ergs moet zijn gebeurd dat ze zo geworden zijn.