De vorige keer blogde Marjo over de zorg aan haar schoonmoeder >>
Ik kan haar inderdaad uitleggen wat respijtzorg is, net als zoveel meer vakjargon, beleidstermen, moeilijke woorden en afkortingen die overheid en instanties voor allerlei ziekten en zorg gebruiken. Sinds het ongeval van mijn man maakte ik me die taal steeds meer eigen. Je moet wel, wil je begrijpen wat ze allemaal zeggen en schrijven.
Doucherecht, loketvaardig, zelfparticipatie, extramuraal of ontdubbelen. Het is niet mijn taal.
Het is toch raar? We spreken in onze samenleving af dat de zorg mensgerichter moet en dichter bij mensen georganiseerd moet. Maar het is met name de burger, ik in dit geval, die naar de overheid en naar professionals ‘opschuift’ door, onder andere, zich de taal van overheid en de sector eigen te maken.
Dat lijkt me de omgekeerde wereld.
Ik ontmoet vaak andere mantelzorgers die veel weten over de zorg en de ziekte van hun naaste. Ik lees blogs van moeders van zorgintensieve kinderen doorspekt met vakjargon. Erger nog: ik betrap mezelf op het gebruik van zorg-vaktaal in gesprekken met vrienden en kennissen: het is ‘vraagverlegenheid’ geworden in plaats van dat ik het liever zelf doe. Of ‘respijtzorg’ in plaats van dat de buurvrouw hier is als ik van huis ga. Het is ‘extramuraal’ in plaats van dat mijn man gewoon thuis is. En in het ergste geval heb ik het op verjaardagen over mijn taak als mantelzorger, terwijl ik gewoon met hem getrouwd ben.
Professionele zorgverleners stellen op prijs dat ik ‘hun’ taal spreek. Zij zien me vaak als de ‘slimme uitzondering’, maar ik word dan ‘een-van-hen’ en ik, ik voel me serieus genomen en als deskundige betrokken.
Dus pas door de taal van de ander te gaan spreken, word je serieus genomen en als deskundige gezien. Mantelzorgers hebben dit door. Nu zorgprofessionals en ambtenaren nog.
Marjo is een van de Sprekende Mantelzorgers en zorgt voor haar gehandicapte man, die in december 2008 door een ongeval in huis een partiële dwarslaesie opliep.