Er wordt een speciaal verzoek ingediend voor verstoppertje en voor ik het weet lig ik vol spanning op mijn buik achter een modderige tractor terwijl Martin een paar meter voor mij met vuurrode wangen onder de stro-kar ligt.
Gevonden
Tijdens de laatste ronde kniel ik in de kar in het tuinhuisje als ik Simon en Menno ‘wie niet weg is, is gezien!’ hoor roepen. Net als ik minuten later voel dat mijn werkjas omhoog kruipt en een groot deel van mijn onderrug onthuld wordt, hoor ik de deur van het tuinhuisje opengaan. Stevige voetstappen volgen. Met ingehouden adem draai ik mijn hoofd om te kijken, maar in plaats van de jongens te zien, duikt er een in oranje gehulde man naast mij op. ‘Niet schrikken, ik zit verstopt voor een spel,’ zeg ik zelf geschrokken terwijl ik zijn blik probeer te vangen en mijn werkjas krampachtig naar beneden trek.
Op zijn beurt maakt de man nog net geen sprongetje waarna hij met een zaklamp in mijn ogen schijnt. Hij begin eerst zenuwachtig te lachen van de schrik wat uitmond in een schaterlach. ‘Sorry, ik had je inderdaad niet gezien, ik schrik ervan,’ hikt de man. ‘Dat komt denk ik omdat ik zelf geconcentreerd opzoek ben naar iets anders, ik ben de rattenvanger,’ stelt hij zich vervolgens voor terwijl hij de zaklamp door het huisje laat glijden.
Clowntje
‘Ja, gevonden!’ hoor ik Simon zijn stem over de boerderij galmen als ik met redelijk rode wangen het tuinhuisje uitstap. Ondanks dat hij ver weg staat, zie ik een grote grijns op zijn gezicht. Ik zoek een plek in het zonnetje waar ik als eerst gevondene stiekem even flink geniet en mijn verstopt-tussen-de-ratten-avontuur verwerk. Achter een muur spot ik Michael die, als hij weet dat ik hem gezien heb, het niet kan laten om om de tien seconden even omhoog te komen en te zwaaien. Al snel maakt hij er een hele clownsact van, en na nog eens tien minuten is zijn concentratie voor het verstopspel op en doet hij niet eens meer zijn best om zich te verbergen.
Kwijt
Als op één na iedereen gevonden is, besluit ik dat de hele groep mag helpen zoeken. Als zelfs de begeleiding Martin niet kan vinden begin ik mij stiekem een beetje zorgen te maken. Als alle plekke nogmaals afgezocht zijn, roep ik snel dat hij tevoorschijn mag komen. Tot mijn tweede schrik van vandaag duikt hij vlak naast mij op, hij had zichzelf tussen de spleten van de grote voorraad voerzakken gewurmd. Ik overlaad een trotse Martin met complimentjes. ‘Eigenlijk moet je de plek geheim houden voor de volgende keer,’ fluister ik hem toe.
Hij knikt uitgelaten maar kijkt toch bedenkelijk. Eigenlijk is hij zo trots de plek meteen te willen delen. Lachend vertel ik dat ook dat een goed idee is. Hij gebaart de groep te komen en zegt knipogend: ‘De meesten zijn deze plek volgende week toch allang weer vergeten.’ Ik verbied het mijzelf te lachen, maar kan het niet langer inhouden als ik de week daarna Martin weer zie en hij stralend naar mij toekomt. ‘Ik moet je echt iets vertellen, we hebben gisteren weer verstoppertje gedaan. En raad eens? Ik zat op precies dezelfde plek en ze hebben mij serieus weer niet gevonden!’