Een deel van die mannen en vrouwen ziet dat als een reünie, waar zij goede herinneringen ophalen en sterke verhalen vertellen. Anderen lijden onder hun ervaringen. Bij sommigen is de schade zo groot, dat zij ziek worden.
Sinds de jaren ’90 is het Nederlandse leger bijna permanent actief in risicovolle gebieden. Alle Nederlandse militairen hebben inmiddels in meer of mindere mate oorlogservaringen. Ook komen steeds meer verschrikkingen naar buiten over de Libanon-missie, waarvoor eerder nauwelijks aandacht was.
Sinds de invoering van de Wmo zijn welzijnsproblemen, dus ook die van veteranen, de verantwoordelijkheid van gemeenten.
Waarschijnlijk heeft elke gemeente wel veteranen met psychische of medische klachten als gevolg van hun oorlogservaringen. Net als bij alle doelgroepen in de Wmo, zijn er grote verschillen in de mate waarin gemeenten veteranenproblemen onderkennen. Vooral gemeenten waar traditioneel veel militairen wonen, kennen goede initiatieven zoals veteranencafés. In veel meer plaatsen gebeurt niets.
Veteranen zijn namelijk geen prestatieveld in de Wmo. En ik hoor dat de weinige, maar belangrijke, initiatieven voor deze nieuwe Wmo-doelgroep daardoor nu alweer bijna overal onder druk staan. Gemakkelijk redeneren gemeentebestuurders dat deze inwoners onder verantwoordelijkheid zouden vallen van hun voormalig werkgever, Defensie.
Het is erg dat veteranen, die zich voor ons allen hebben ingezet, zo snel het gemeentelijk bordje worden afgeveegd. Het is ongehoord dat binnen de Wmo mensen op grond van de oorzaak van hun klachten worden buitengesloten. Dat gebeurt bij geen enkele andere doelgroep. Ik hoop maar dat de toegenomen waardering voor (oud-)militairen de komende jaren toch meer doorklinkt in deugdelijk gemeentelijk beleid om ook veteranen te laten meedoen in de lokale samenleving. Dat hoort bij de doelstelling van de Wmo.