In de vroege jeugd hebben interacties en gebeurtenissen veel invloed op de persoonlijkheidsontwikkeling bij kinderen. Dat maakt dat ook factoren binnen en buiten het gezin een stempel kunnen drukken op het opvoeden en opgroeien. Een voor het kind ingrijpende situatie kan een belemmerend, zelfs schadelijk effect hebben. Dat maakt een kind kwetsbaar, zelfs op latere leeftijd, want vaak is de oorzaak van problemen in gedrag en ontwikkeling te herleiden tot vroege jeugdervaringen.
Professionals uit de (jeugd)gezondheidszorg, hulpverlening, onderwijs en welzijn onderkennen vrijwel unaniem het belang van vroegtijdig signaleren. De overtuiging leeft dat het voorkomen van problemen beter werkt dan het behandelen ervan. Dat vraagt wel van professionals om in een zo vroeg mogelijk stadium al zo snel mogelijk een vinger te leggen op datgene wat opvalt en niet goed lijkt te gaan. En dat roept tegelijkertijd veel aarzelingen op.
Aarzelingen die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid bij het signaleren, wat is die verantwoordelijkheid en van wie? Aarzelingen die betrekking hebben op welke stappen men vervolgens zou moeten nemen. Of die betrekking hebben op de samenwerking en afstemming met andere professionals. Onzekerheid of men de signalen wel juist waarneemt en de ernst ervan juist beoordeelt. Aarzelingen over de zorg rond de veiligheid van een kind wanneer men uiteindelijk wel aan de bel trekt. De schroom om met ouders in gesprek te gaan en de angst voor het verlies van het vertrouwen en het contact met ouders, of de angst dat men het kind kwijt raakt.
Te veel uitgaan van de eigen onzekerheid belemmert de voortgang. Hulp komt zo onvoldoende, of te laat op gang. Toch verdienen aarzelingen het wel degelijk om serieus genomen te worden. Dat moet de overweging worden om zorgvuldig te gaan handelen.
Signaleren begint met het kijken en luisteren naar kinderen en hun ouders. Uitgangspunt is het onderbuik- of niet-pluisgevoel, al zie je het kind niet dagelijks. Het gaat om het waarnemen van veranderend of opvallend gedrag, van bijzonderheden in de ontwikkeling, de interactie met anderen, van gebeurtenissen in de leefomgeving en van de verzorging van een kind. Een open blik en open mind moet voorkomen dat veronderstellingen, aannames, interpretaties of (voor)oordelen verdere stappen in de weg staan.
Onjuiste interpretaties en beschuldigingen moeten echt voorkomen worden. Want met oprechte betrokkenheid bij het kind en zijn ouders is het veel gemakkelijker om bij ouders binnen te komen en de zorg te delen.
Maudy van der Meer is een ervaren trainer en hulpverlener bij K2. Momenteel traint ze medewerkers in de jeugdgezondheidszorg en het CJG in pedagogisch adviseren. Ook verzorgt zij met name in de regio Midden-Brabant diverse professionals in de zorghulpverlening, onderwijs en kinderopvang op het gebied van vroegsignalering. Zij heeft daarnaast expertise opgebouwd in gezondheidsvoorlichting en opvoedingsondersteuning.