Lees hier meer blogs van Daan Vosskühler >>
Ik wil graag praktijkvoorbeelden geven van werkers die met creativiteit en non-conformisme de grenzen opzoeken van wat professioneel betamelijk is. Het is interessant om te vragen hoe u als lezer zich verhoudt tot deze voorbeelden. En om het wat luchtig te houden, u mag scoren: vind ik leuk/ vind ik niet leuk.
- Een drugshulpverlener wil dakloze verslaafde die toe is aan afkick helpen aan – tijdelijke- woonruimte, maar haalt bakzeil. Hij koopt via Marktplaats voor weinig geld huisraad, laadt het in een bakkie achter zijn auto, zet deze pontificaal op de stoep van een woningbouwvereniging en eist woonruimte voor zijn cliënt. Binnen 24 uur is het geregeld. Vind ik leuk/ vind ik niet leuk
- Psychiaters en psychologen zijn de regulering in de jeugdhulpverlening helemaal zat. In hun vrije tijd starten ze -onbezoldigd- een project, met beperkte financiële steun van een gemeente, voor crisishulpverlening aan jongeren die bij de intake alleen naam, adres en werk/school op moeten geven. Hun aanpak is uiterst succesvol. Vind ik leuk/ vind ik niet leuk
- Een chronische psychiatrische patiënt, speelt in zijn waan graag voor hulpverlener. Hij is in staat goed te luisteren naar het leed van zijn medebewoners. De verpleging regelt in het kader van de dagbesteding een ‘behandelkamer’ waar bewoners op afspraak hun verhaal aan hem kwijt kunnen. Vind ik leuk/ vind ik niet leuk
- Een jongerenwerker wordt door herstructurering beroofd van zijn centrum. Hij kraakt braakliggend bouwterrein, koopt een afgeschreven methadonbus en start een nieuw jongerenwerkproject. Vind ik leuk/ vind ik niet leuk
- De wijkverpleging omzeilt uitputtende procedures waaraan geen arts wil mee werken door in het kader van ‘palliatieve sedatie’ afspraken te maken met de terminale patiënt en de familie voor passieve levensbeëindiging. Op de afgesproken datum gaat de morfinepomp verder open en in combinatie met slaapmedicatie wordt het een menswaardig sterven. Een breed ontwikkelde beroepspraktijk, waar – met opzet- weinig ruchtbaarheid aan wordt gegeven. Vind ik leuk/ vind ik niet leuk
- Een jonge psychiater werkt met de ‘restcategorie on(be)handelbare patiënten’. Gaat bij aanhoudende klaagzangen van zijn patiënten languit op het tapijt van zijn werkkamer liggen om havana’s te roken. Pas bij signalen van verdriet of boosheid komt hij overeind: ‘Ik zie dat u nu zover bent om te praten….’ Vind ik leuk/ vind ik niet leuk
- Een randgroep jongerenwerker gaat naar het woonhuis van een jongere die veelvuldig brand sticht in eigen buurt, maar niet gepakt wordt. Hij vertelt een gefingeerd verhaal: ’Ik kom jouw groepje waarschuwen, de politie heeft bewijs, maar wacht op nog één klikobrand en komen dan met een arrestatie-eenheid de dader van zijn bed lichten’. De klikobranden in de buurt stoppen. Vind ik leuk/ vind ik niet leuk
- Een medewerkster Sociale Dienst moet op administratieve gronden een gerechtvaardigd bijstandsverzoek afwijzen. Ze werkt als vrijwilligster in naburig stad in een WAO-adviesgroep. Verwijst betreffende cliënt daar naar toe, om deze vervolgen te adviseren hoe een nieuwe aanvraag succesvol kan zijn. Vind ik leuk/ vind ik niet leuk
- Een wijkagent bouwt een informeel netwerk op van buurtbewoners die direct met een speciaal daartoe verstrekt mobieltje dag en nacht kunnen bellen wanneer er een grenzeloze hanggroep weer in de fout gaat. Directe actie volgt. De vernielingen en overlast nemen drastisch af. Korpsleiding is niet op de hoogte. Vind ik leuk/ vind ik niet leuk
Voor de lezer, die vaker ‘Vind ik leuk’ dan ‘Vind ik niet leuk’ aanvinkt, een teleurstellend commentaar: anno 2012 leidden bovenstaande interventies op z’n minst tot disciplinaire maatregelen, zo niet ontslag van de betreffende professional. Het tv-programma Man bijt hond zou vragen: ‘En wanneer ging u in de fout?’
Het wordt tijd voor een breed professioneel debat over de grenzen van regulering- deregulering.
Mijn volgende column zal een bescheiden aanzet geven.
Daan Vosskühler (1948) werkt als projectleider voor Stichting BottomUp Onderzoek en Advies. Hij houdt zich al meer dan 30 jaar als onderzoeker bezig met de vraag hoe welzijnswerk een vitale en patroondoorbrekende werksoort kan zijn in een land waar onderwijs, welzijn, veiligheid en bestuur hardnekkig categoraal blijven denken en werken.
Hoi Karel,
Ja , bepaald geen specifieke Nederlandse problematiek. In België kunnen ze er ook wat van:
http://www.oikondeleuven.be/Portals/oikondeleuven/Documenten/boekje3-2012-spreads.pdf
Tja, die voorbeelden illustreren weer eens hoe gebureaucratiseerd het zorgsysteem (niet alleen in Nederland!) is geworden. Degenen die hier de rode vlag trokken warenzelf vast geen professionals.