Lees hier meer blogs van William Miero >>
De eerste ging goed, maar bij de tweede groep was er nauwelijks interactie en werd het eigenlijk meer een presentatie. Dat rekende ik mezelf aan. De aanwezigen had ik meer kunnen prikkelen en ruimte moeten geven om het een echte workshop te kunnen laten worden. De ervaringen van de eerste twee workshops had ik ‘verwerkt’ voor de laatste begon. Die liep dan ook lekker. Van mij had het nog langer mogen duren, want er werd lekker gediscussieerd over ideeën, projecten en weerstanden.
Over projecten gesproken; stichting De Schoor uit Almere gaat binnenkort met een multimediaproject starten waarbij jongeren in opdracht van bijvoorbeeld bedrijven een product gaan maken. Het project moet zichzelf zo dus terugverdienen. Dat zullen we steeds meer gaan zien in het jongerenwerk.
Ook een aantal organisaties in kleine steden is zeer innovatief bezig. Het is meer een gevoel, maar ik heb het idee dat men in de kleine gemeenten meer bezig is geweest met de inhoudelijke ontwikkeling van het vak, terwijl in de grote steden meer aandacht is uitgegaan naar het zoeken van manieren om overlastgevende groepen onder controle te kunnen houden. Kleine en grote steden kunnen veel van elkaar leren.
Ik vond het opvallend dat enthousiaste uitvoerders aangaven dat de leiding van hun organisatie de noodzaak om meer te investeren in social media niet inzag. Dezelfde situaties heb ik overigens meegemaakt toen de computer geïntroduceerd werd en later het internet. Weerstand. De reacties sluiten aan bij een onderzoek gepresenteerd in managersonline.nl waarin staat dat leidinggevenden teams niet genoeg ruimte geven om te innoveren.
Een jongerenwerker die werkzaam is in een kleine gemeente in de buurt van Eindhoven vertelde hoe hij de gemeente en zijn leidinggevenden had kunnen motiveren om meer te investeren in social media. Was een interessant en leerzaam verhaal.
Er werd mij verschillende keren gevraagd hoeveel het werken met social media kost. Als je het slim gebruikt, kan het je geld besparen, is mijn mening. Natuurlijk, uren van beroepskrachten moeten ook betaald worden, maar waarom niet meer gebruik maken van de kwaliteiten, kennis er ervaring van jongeren? Het viel me trouwens op dat bijna geen enkele uitvoerder een smartphone van het werk heeft. Volgens mij hoort dat bij de basisuitrusting van een moderne jongerenwerker. 25 euro per maand en onbeperkt internet
Schitterend vond ik een reactie van een deelneemster die liet weten eigenlijk niet zoveel met nieuwe en social media te hebben en met een megafoon de straat op gaat om reclame te maken voor een activiteit. Geweldig, vooral in combinatie met de moderne media, kan het zeer effectief werken.
Ik denk dat er voor iedereen wel wat te halen en brengen viel. Wat voor mij persoonlijk de kers op de taart was, was mijn ontmoeting met Jaap Noorda. De auteur van het eerste boek dat ik over jongerenwerk heb gelezen, ‘Jongerenwerk op het platteland’, en medebepalend was voor mijn keuze om jongerenwerker te worden. Noorda is toch een van de grondleggers van het jongerenwerk in Nederland en, voor mij, heel belangrijk, nog steeds bezig met ontwikkeling en profilering van het vak.
William Miero (1964) houdt zich bezig met advisering, projectontwikkeling en uitvoering op het gebied van Jeugd & Jongerenwerk, Jeugd & Veiligheid en Leefbaarheid. In 1993 is hij als jongerenwerker in Oss begonnen en momenteel actief als zelfstandige met name in de Randstad en midden Nederland. Jeugd is zijn passie en onder het motto ‘vrijheid binnen grenzen, voor jongeren en jongerenwerkers’ is hij voortdurend met collega’s en partners op zoek naar mogelijkheden om jongeren een plek te geven in de samenleving.
Dag Paul, dank je voor het compliment over het lesgeven op die krankzinnige akademie, waar de naweeen van de democratisering alle inhoudelijkheid van het welzijnswerk had overschaduwd. Begrijp ik dat je als jongerenwerker nog actief bent? Momenteel ben ik projectleider van Stichting Bottomup.nl en actievoerder tegen het onzalige plan om alle wijkcentra in Amersfoort dicht te gooien, mede dankzij het tandeloze beleid van de plaatselijke welzijnsorganisatie. Gekker moet het niet worden. Een troost…het jongerenwerk wordt voorlopig gespaard.
Uiteraard uit angst voor de toename van overlast. Dat alles met dank aan ene meneer Jos van der Lans, die zich schaamteloos laat misbruiken voor de theoretische onderbouwing van het ongenuanceerd afbraakbeleid van wijkcentra en welzijnswerk die er na jaren ploeteren in zijn geslaagd een effectief vangnet te zijn voor marginale groepen in tal van wijken. En uiteraard kunnen we nu weer naar alle congressen en seminars waar de ‘deskundigen’ het nieuwe geloof verkondigen van welzijnswerk nieuwe stijl. Begrijp me goed, hier preekt geen cynicus, want het contact met de burgers die niet accepteren dat noodzakelijke basisvoorzieningen worden afgebroken geeft dermate veel energie dat het voor mij een eer is voor hen te werken!
Paul, het ga je goed!
Vriendelijke groet, Daan V.
Ha! Er waren al eerder erg goede boeken over jongerenwerk. Het beste, nog steeds, is ‘Moet ik soms m’n bek houden?’ van Noorda, Veenbaas, Vosskühler en Westerhoff. Daan Vosskühler kwam vlak na het uitkomen lesgeven op de Rotterdamse Sociale Akademie. Van hem leerde ik het jongerenwerk. Later kwam ook nog ‘Moet ik soms op straat slapen?’ uit.