Hadden we niet door schade en schande geleerd dat alleen maar investeren in stenen niet werkt? We waren het toch ook allemaal eens met de bewering van toenmalig minister Ella Vogelaar dat de klus niet in een paar jaartjes geklaard zou zijn? Dat het geen vier, maar acht of tien jaar zou gaan duren? Over de lange adem en het volhouden, daar ging het toch over?
Kortom: er is tijd nodig, we moeten vertrouwen hebben en veel goede welzijnswerkers ‘nieuwe stijl’. Bovendien moeten we niet denken dat bij verbeteren van leefbaarheid in de wijken kan worden volstaan met het tegengaan van verloedering, onveiligheid en vernielingen. Daar is wel even wat meer voor nodig:investeren in sociale cohesie.
Het opbouwen van een sociale infrastructuur in een buurt is een moeilijke opgave, waarvoor je echte professionals in welzijn nodig hebt. Professionals die bereid zijn veel teleurstellingen te overwinnen, die met vallen en opstaan kleine successen boeken. Elke dag opnieuw creatief willen zijn, die een netwerk hebben waar je jaloers op zou worden, die alles en iedereen met elkaar kunnen verbinden. En die vinden dat het toch nog heel goed gaat als er twee stappen vooruit, eentje achteruit worden gezet.
Dat gaat wel even iets verder dan een buurtbarbecue of een schoonmaakactie in de plantsoentjes.
Natuurlijk, onderling contact, elkaar kennen en herkennen in de buurt is onontbeerlijk. Maar hoe moeilijk dat op zichzelf al is, het is bij lange na niet voldoende om de problemen in de krachtwijken het hoofd te bieden. Daar hebben we het over de welzijnswerkers die jeugdproblemen moeten aanpakken, bedrijvigheid terug in de wijk moeten zien te krijgen, de werkloosheid moeten terugdringen, de veiligheid moeten aanpakken, eenzaamheid niet kunnen accepteren, armoede moeten bestrijden, en wat al niet meer.
In de krachtwijken moeten professionals de mensen weer hoop op een betere toekomst zien te geven. De doelen die de welzijnswerker stelt, bereikt hij door te schaken op veel borden tegelijk. Soms moet er snel geschaakt, soms moet er eerst even gebroed worden op de volgende stap. En af en toe moet er tijdelijk even een bord bij of moeten de spelers gewisseld. Dat duurt dan weer even.
Maar het onderzoek naar het effect in de wijken heeft me wel één ding geleerd. Ook al willen we en komt er nieuw welzijnswerk, ook al hebben we vertrouwen en krijgen we tien jaar de tijd, het nieuwe integraal werkende welzijnswerk zal moeten nadenken over methoden en technieken die het effect van alle inspanning kan laten zien en meetbaar kan maken.
Misschien niet via de harde – maar nietszeggende – getallen van objectiveerbaar onderzoek. Een nieuwe manier van onderzoek waarbij leefbaarheid wordt gedefinieerd in meetbare en ‘menselijke’ doelen is hard nodig. Vroeg of laat zal ook het nieuwe welzijnswerk zich zal moeten legitimeren, zodat onderzoekers niet meer de fout kunnen maken om na twee jaar inzet in de krachtwijken te denken dat er al iets te meten valt, dat herstel van leefbaarheid hetzelfde is als tegengaan van verloedering , vernietiging en onveiligheid en dat investeren in stenen effectiever is dan investeren in welzijnswerk.
Agnes Wolbert is Kamerlid voor de Partij van de Arbeid sinds 2006. Ze is van huis uit gedragswetenschapper en heeft ook bedrijfskunde gestudeerd. Voordat ze volksvertegenwoordiger werd, werkte ze in het (speciaal) onderwijs en de jeugdzorg. Agnes Wolbert is lid van de vaste Kamercommissies VWS, WWI en Jeugdzorg. Ze is nu woordvoerder AWBZ, Wmo en ouderenbeleid en heeft veel te maken met verpleeg- en verzorgingshuizen, thuiszorg, vrijwilligersorganisaties en bijvoorbeeld mantelzorg.
Bron: Foto: ANP/Koen Suyk