Om daar achter te komen sprak ik met twee maatschappelijk werkers die actief zijn in de noordelijke wijken van Amersfoort. Om te constateren dat ze al jaren generalistisch werken. Zelfredzaamheid stimuleerden lang voordat deze term in beleidsnota’s opdook. Mensen die weg kwijt zijn in korte tijd weer op de rails weten te krijgen. Wijkgericht werken met jong en oud, arm en rijk, hoog opgeleid en laag geschoold, nieuwkomer of autochtoon. In individuele sessies, maar net zo gemakkelijk middels groepswerk, of via een hulpverleners internetchat.
Ze constateren dat stress een groeiende factor is het leven van klanten die het overzicht kwijt zijn.
En dat deze in toenemende mate wordt veroorzaakt door de gevolgen van de economische crisis. Maar diep gebukt onder zoveel interne en externe werkdruk gaan ze niet. Wat eerder opvalt is de bevlogenheid waarmee ze over hun werk praten. En dat gaat verder dan alle papieren kwaliteiten waarover de ‘generalist’ moet beschikken. Passie en liefde voor het werk maken immers geen deel uit van de moderne beroepskwalificaties.
Ze geven mij een actueel beeld van wat er zich afspeelt in multiprobleemgezinnen, bij psychiatrische patiënten waar de intramurale zorg van af wil. Van werkloze hoogopgeleide mannen die uit schaamte hun nieuwbouwwoning niet meer verlaten. Van laagopgeleide mensen die ’totaal stuk lopen in het oerwoud van regels, wetten en bureaucratie’. Van daklozen die simpelweg worden verwezen naar de wachtlijst van het maatschappelijk werk. Dan is er sprake van ‘zelfredzaamheid in het doolhof , het labyrint waar dingen van mensen verwacht worden die ze niet kunnen’.
Om dit soort problematiek tegemoet te treden heb je specifieke kennis en vaardigheden nodig. Je moet een duizendpoot zijn. En ondertussen kunnen leven met het feit dat de voortgang van je werk onzeker is door veranderingen in de organisatie en bezuinigingen van de gemeente. Ondertussen vraagt de tijdgeest aan werkers om zich steeds meer te profileren: ‘Gemeenten moeten weten wat we doen’.
Maar kan het maatschappelijk werk zich wel profileren? Het is per definitie weinig zichtbaar, mede gezien het vertrouwelijke karakter. ‘Wij doen geen aansprekend werk’, beklemtonen de maatschappelijk werkers, en met de meeste doelgroepen valt nu eenmaal niet te scoren.
Het mag duidelijk zijn. In deze tijd getuigt het van waanzin om te bezuinigen op maatschappelijk werk.
En voor de broodnodige profilering: ik heb gesproken met Ingrid Visser en Else Meeuwsen.
Als iedere welzijnswerker zich bewust is van zijn kracht in een proces, dan is het gemakkelijker om andere professionals toe te laten om samen meer effect te hebben op de inzet. Als het effect groter is dan kun je beter laten zien wat je bereikt met de inzet van welzijnswerk in zijn algemeenheid. En ook het feit dat je gebruikt maakt van andere hen kwaliteiten om zo een effectiever resultaat te behalen, laat zien dat je een professional bent! Het profileren zit volgens mij dus ook vooral in de samenwerking aan durven gaan.
Dank voor dit stukje Daan! Hoe herken ik me in de beschrijving van deze professionals! Wat hun titel ook moge zijn, hoe ze genoemd worden door politiek of cliënt…..Om deze bevlogenheid en liefde voor het vak gaat het!
Om nog iets van doelgroep of hulpverlening te laten zien schrijf ik (bij voldoende inspiratie) mijn verhaaltjes.
Groet, Mirjam