Door Wilma Vorselman – Bouwvakkers maken lange dagen. Gebouwen in de sectoren zorg en welzijn voldoen niet meer aan de eisen die gesteld worden aan bestaand vastgoed. In 2004 ging tachtig procent van de door gemeenten afgegeven bouwvergunningen naar ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen en instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en gehandicapten. De extramuralisering in de zorg doet nog een schepje boven op de bouwbehoefte. Van 2002 tot 2015 wil de overheid, met het oog op de vergrijzing, minimaal 395.000 woningen zonder drempels en trappen (‘nultredenwoningen’) gerealiseerd zien. De helft van deze woningen dient geschikt te zijn voor wonen met op afroep te leveren zorg- en welzijnsdiensten.
Door de toenemende vergrijzing, vermaatschappelijking en algemeen overheidsbeleid kwam het bouwen buiten de muren van grote instellingen de laatste jaren in een stroomversnelling. Ook werden de voorzieningen binnen de zorginstellingen niet meer toereikend gevonden door de bewoners. Ze wilden meer privacy, grotere kamers en eigen sanitair.‘Er was en is sprake van een uittocht van cliënten van de instelling naar een reguliere woonwijk,’ aldus Frank ten Voorde van het Bouwcollege, sector Gehandicaptenzorg.
‘Er is echter ook een lichte tendens naar het omgekeerde; de cliënt die terug keert naar de instelling, omdat hij vereenzaamt, het toch niet kan bolwerken in de maatschappij of overlast voor de omgeving veroorzaakt.’ Integreren in de samenleving is makkelijker te realiseren via de werkvloer dan via wonen in de wijk, vindt Ten Voorde. ‘Als de behoefte niet wederzijds is, is het lastig voor de cliënten om contact leggen met hun omgeving.’
Bij de zorginstelling is het besef gekomen dat men moet luisteren naar wat de bewoner wil. Frits Mul van de Vereniging Gehandicapten Nederland (VGN) beaamt dit. ‘Grote instellingen worden daarom omgevormd tot kleine dorpen, wat ook wel omgekeerde integratie wordt genoemd. Een kleinschalige woonvoorziening opzetten als onderdeel van de instelling komt veel voor. De bewoner krijgt op deze manier een volwaardige positie binnen een veilige omgeving.’
Op het gebied van huisvesting voor ouderen zijn een aantal nieuwe begrippen gemeengoed geworden. Woonzorgcomplexen, woonzorgzones, levensloopbestendige woningen, eerstelijns dienstencentra, wijkservicecentrum, zorgloketten. Zo lang mogelijk zelfstandig wonen, al dan niet met behulp van zorg- en welzijnsdiensten, is het uitgangspunt. Technologische snufjes als afstandsbediening voor licht/verwarming/zonwering en zorg op afstand via tv of computer helpen daarbij.
De kleinschalige woonvoorziening staat ook bij ouderen in de belangstelling. Met name voor mensen met dementie worden vele kleinschalige woonprojecten gerealiseerd, zowel binnen als buiten de zorginstelling. Denk bijvoorbeeld aan de zorgboerderij.
In de welzijnsector is juist een tendens naar grotere, multifunctionele gebouwen waar te nemen. Neem de brede school als voorbeeld. Kinderopvang, peuterspeelzaal, naschoolse opvang, bibliotheek, sportfaciliteiten; onderwijs en welzijn, samen onder één dak. Voor de Amsterdamse architect Ria Smit is de brede school een doorn in het oog. ‘De kleinschaligheid verdwijnt. De brede school is naar mijn mening toch vooral ontstaan om financiële argumenten. Hoe kun je zulke jonge kinderen wegstoppen in die enorme schoolgebouwen. Kinderopvang en naschoolse opvang worden steeds meer geïntegreerd in de basisschool, wat ik zeer betreur. Wonen en onderwijs zijn twee totaal verschillende werelden die je gescheiden moet houden.’
Per 1 januari van dit jaar is overigens de nieuwe Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) in werking getreden. Deze wet komt in plaats van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen, waarin de intramurale bouw werd geregeld. Zorginstellingen krijgen met de WTZi meer ruimte om zelf invulling te geven aan hun investeringsbeleid, maar tegelijkertijd zullen de zorgorganisaties ook meer (financiële) risico’s moeten dragen. In de WTZi is een leefwensenonderzoek voor gehandicapten formeel verplicht gesteld. Dit betekent dat instellingen bij bouwplannen rekening moeten houden met de wensen van de bewoners. Voor de overige aanbieders in de zorg gelden minder strikte regels; zij hoeven zich slechts te laten informeren over het standpunt van de cliëntenraad.
Hindernissen
Nieuw- of verbouw zijn intensieve en tijdrovende projecten. Het poldermodel waarin iedereen zijn zegje kan doen, zorgt er vaak voor dat het realiseren van een bouwproject een stroperige aangelegenheid wordt. Ook kunnen zich ernstige vertragingen in de bouwprocedure voordoen, omdat door directiewisselingen binnen de zorginstelling de visie op het bouwplan verandert. Of de buurt dient bezwaarschriften in. Vaak is de gemeente niet al te bereidwillig om mee te werken.
Frits Mul kan hierover mee praten. ‘Daar is voor onze vereniging nog een hoop missiewerk te verrichten. Bij de gemeenten ondervinden wij regelmatig weerstand, meestal op het gebied van ruimtelijke ordening. Gehandicapten moeten meer betrokken worden bij de samenleving, maar er is een groot tekort aan geschikte woningen. In nieuwbouwplannen zou standaard ruimte voor gehandicaptenwoningen ingecalculeerd moeten worden. Onze contacten met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), woningcorporatievereniging Aedes en de ministeries zijn heel belangrijk. Zo proberen wij processen te beïnvloeden om op regionaal niveau van betekenis te kunnen zijn.’
Architect Ria Smit wordt geconfronteerd met de krimpende budgetten van welzijnsorganisaties als kinderdagverblijven. ‘De landelijke overheid kort de laatste jaren op subsidies voor welzijnswerk. De instellingen moeten steeds commerciëler opereren met een lagere bezettingsgraad. Bouwplannen staan dan niet bovenaan het verlanglijstje, worden uitgesteld of slechts gedeeltelijk uitgevoerd.’